Vaderlandsche historie. Deel 1
(1749)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXII. Eligius predikt het Evangelie in Brabant, in Vlaanderen, en onder de Friezen en Sueven of Zeeuwen.Men maakte, onder Sigeberts regeeringe, zyn werk ook van het bekeeren der ongeloovigen deezer Landen. De Goudsmid en Muntmeester Eligius, van wien wy reeds bovenGa naar voetnoot(p) gewaagd hebben, werdt, om zyne uitmuntende kennis en deugd, tot Bisschop van Noyon verheeven. Te gelyk werdt hem de zorg voor de bekeeringe der Steden Gend en Kortryk en eenige andere deelen van Vlaanderen | |
[pagina 346]
| |
opgedraagen. De meeste ingezetenen deezer Landstreeken waren nog ongeloovig of aan veele dwaaze bygeloovigheden verslaafd. Eligius stelde dan al zynen vlyt in 't werk, om hun de waarheid te verkondigen. Zelfs vergenoegde hy zig niet met den Vlaamingen en Antwerpenaaren het Evangelie te prediken; maar hy begaf zig ook naar de Friezen, de Sueven, door welken sommigen de Zeeuwen verstaanGa naar voetnoot(q), en andere Barbaaren, die, in eenen afgelegen' oord, langs den Zeekant, nedergeslaagen, nog geene, of byna geene gelegenheid gehad hadden, om kennis van den Kristelyken Godsdienst te bekomen. Ook was zyne prediking hier van zo veel vrugt, dat een groot deel van deezen woesten Landaart, den dienst der Afgoden verliet en het Evangelie omhelsde. Veele Sueven of Zeeuwen werden door zyne prediking bekeerd. Hy verdelgde hunne Tempels, verbrak hunne Afgodsbeelden, en bragt, door vriendelyke en ernstige vermaaningen, eene merkelyke verbetering in de zeden deezes volks te weegGa naar voetnoot(r). Doch na zynen dood of vertrek, schynt de meeste hoop wederom tot de oude bygeloovigheden vervallen te weezen. Ga naar margenoot+ Sigebert in 't jaar zes honderd zes en vyftig overleeden zyndeGa naar voetnoot(s), stelde de Groothofmeester Grimoald den jongen Dagobert den II, Zoon van Sigebert, op den | |
[pagina 347]
| |
Oostfrankischen troon, zelf midlerwyl al het gezag in handen houdende. 't Leedt zelfs niet lang, of hy liet Dagobert, voorwendende, eerst dat dezelve gevaarlyk ziek, en toen dat dezelve overleeden was, heimelyk den kruin scheeren, en in ballingschap naar Ierland verzendenGa naar voetnoot(t). Vervolgens verklaarde hy zynen eigen' Zoon, Childebert, tot Opvolger van Dagobert den II; zig, om dit bedryf eenen glimp te geeven, beroepende op eene verklaaring van Sigebert, by welke deeze Childebert tot zynen Zoon aangenomen hadtGa naar voetnoot(v). Klovis de II, Broeder van Sigebert, die het overig deel des Frankischen Ryks regeerde, kon deezen handel met geene goede oogen aanzien. Zelfs spanden eenige Oostfrankische Grooten samen tegen Grimoald, overvielen hem onverhoeds, en voerden hem naar Parys, alwaar hy, in den Kerker, onder 't lyden van geweldige folteringen, den geest gafGa naar voetnoot(w). Wat Grimoalds Zoon Childebert betreft; ten hoogsten waarschynlyk is 't, dat men hem ook gedood, of in een Klooster gesteken zal hebben; hoewel 't ons niet verhaald wordt. Klovis de II regeerde gantsch Frankryk maar eenen korten tyd. Hy overleedt nog voor 't einde des jaars zes honderd zes en vyftigGa naar voetnoot(x). | |
[pagina 348]
| |
Hy liet drie jonge Zoonen na, Klotaris, Childerik en Theodorik. Klotaris werdtGa naar margenoot+eerst tot Koning van gantsch Frankryk aangesteldGa naar voetnoot(y). Doch in 't jaar zes honderd en zestig, verkooren de Oostfranken Childerik tot hunnen KoningGa naar voetnoot(z). Theodorik geraakte,Ga naar margenoot+eenige jaaren laater, by 't overlyden van Klotaris, aan 't bestier van Westfrankryk; doch maakte 't volk haast zo wars van zyne regeering, dat hy afgezet, en, met zynen Groothofmeester Ebroin, in eenGa naar margenoot+Klooster gesteken werdt. Gantsch Frankryk kwam toen onder 't bestier van Childerik, die, zig even zo gehaat gemaakt hebbende als zyn Broeder, door zekeren Bodilo, dien hy, tegen het regt der Franken, hadt doen geesselen, en door eenigen van deszelfs medestanderen, op de jagt overvallen en vanGa naar margenoot+kant geholpen werdt. Zyne zwangere Gemaalin Bilichilde werdt, te gelyk met hem, omgebragtGa naar voetnoot(a). De Groothofmeester Ebroin bediende zig van deeze verwarringen. Hy ontvloodt uit het Klooster, kwam in Oostfrankryk, en stelde zekeren Klovis, dien hy voorgaf eenen Zoon te zyn van Klotaris den III, op den Oostfrankischen zetelGa naar voetnoot(b), zig zelv' midlerwyl, onder den naam van Groothofmeester, al het gezag der regeeringe aanmaatigende. | |
[pagina 349]
| |
De Westfranken hadden ondertusschen zynen geweezen Meester Theodorik uit het Klooster gehaald, en tot Koning van Westfrankryk verklaardGa naar voetnoot(c). En Theodorik, te onvrede over 't gedrag van Ebroin, die hem van zyn regt op het Oostfrankisch Ryk poogde te versteeken, hadt de wapenen tegen hem opgevat. De oorlog eindigde met een verdrag, volgens 't welk de opgeworpen' Klovis afgezet, Theodorik tot Koning van Oostfrankryk verklaard, en Ebroin tot deszelfs Groothofmeester aangesteld werdtGa naar voetnoot(d). Theodorik bleef egter niet lang in het bestier der twee Ryken. Men vernam, omtrent deezen tyd, uit Schippers, die van Ierland of Engeland in Oostfrankryk aankwamen, dat Dagobert de II nog leefde en balling 's lands in Ierland herom zworf. Zyne Bloedverwanten en goede vrienden zonden daar op eenige Persoonen afaan Wilfrid, Bisschop van Jork in Nordhumberland, om zyne hulp te verzoeken, ten einde Dagobert, door hem, uit Ierland ontbooden en naar Frankryk gezonden mogt worden, op dat men hem, op den vaderlyken troon, zou konnen herstellen. De Bisschop liet zig beweegen. Dagobert, uit Ierland naar Engeland overgesteken, werdt te Jork minzaamlyk van hem ontvangen. Hy begaf zig, voor zyn vertrek, in 't Huwelyk met Magteld, Dogter van eenen Hertog der Angelsaxers.Ga naar voetnoot(e). | |
[pagina 350]
| |
Ga naar margenoot+Wilfrid verzorgde hem een wel toegerust Schip, met het welke hy, eerlang, naar Oostfrankryk overstak, alwaar hy terstond wederom tot Koning aangenomen werdtGa naar voetnoot(f). Niet lang hier na, viel 'er ten Hove van Egfrid, Koning van Nordhumberland, iets voor, 't welk Wilfrid noodzaakte uit het Ryk te vlugten. In zyne vlugt, bezogt hy Friesland, alwaar hy, zo men getuigd vindt, aan veelen het Evangelie gepredikt heeft. Hy wordt, van sommigen, voor den eersten Geloofsverkondiger onder de Friezen gehouden, weshalven het niet onnut zyn zal, dat wy hem onzen Leezeren wat nader doen kennen. |
|