Vaderlandsche historie. Deel 1
(1749)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXI. Dagobert stigt eene Kerk te Utrecht, die eerlang wederom vernield wordt.Terwyl de Franken nog meester van Utrecht waren, zal ook gebeurd zyn, 't welk men, in Gedenkschriften der agtste eeuwe, vindt aangetekend, dat Dagobert, te Utrecht, toen nog geheel of voor 't grootste gedeelte ongeloovig, eene Kristelyke Kerk of Kapel deedt opregtenGa naar voetnoot(i), die, naar 't getuigenis onzer oudste KronykenGa naar voetnoot(j), aan den Heiligen Apostel Thomas werdt toegewyd. Sommigen hebben geschreeven, dat 'er, voor Dagoberts tyd, reeds eene Kerk te Utrecht geweest was; die, door zynen Vader Klotaris, en zelfs door Theodebert, zo 't schynt, Theodebert den II, begiftigd | |
[pagina 338]
| |
was gewordenGa naar voetnoot(k). Doch wat hier van zyn moge; Dagobert, nog zo overtuigd niet, als zyne Opvolgers sedert werden, van het oppergezag des Bisschops van Rome over alle Kristelyke Kerken, stelde de Utrechtsche Kerk onder het Bisdom van Keulen, onder voorwaarde, dat de Bisschop de ongeloovige Friezen, die in en omtrent Utrecht woonden, in eigener persoon, tot het omhelzen van den Kristelyken Godsdienst, zou tragten te beweegen. Doch hy en zyne Opvolgersschynen hier van weinig of geen werk gemaakt te hebben. Ten minsten men zag, na verloop van eenigen tyd, de Kerk te Utrecht, door de Ongeloovigen, wederom omverre haalen en vernielenGa naar voetnoot(l). Wyders verhaalen sommige Kronyken, dat Dagobert ook een Tolhuis te Utrecht opgeregt heeft, alwaar men tol betaalen moest van alle goederen, die den Ryn af gevoerd werdenGa naar voetnoot(m). Ook blykt, uit egte Gedenkschriften van Dagoberts regeeringe, dat de Haven van Wyk [Wicus Portus], waarschynlyk Wyk te Duurstede, thans reeds sterk van overzeesche Koopvaardyschepen bezogt werdt; en dat Dagobert Hertogen, Graaven en andere Staatsdienaars, ter wederzyde van den Ryn, en dus, waarschynlyk, ook in een gedeelte deezer Landen, aangesteld hadtGa naar voetnoot(n). Ga naar margenoot+ Ter gelegenheid van de stigting deezer | |
[pagina 339]
| |
Kerke, te Utrecht, zal 't niet ondienstig zyn, kortelyk te onderzoeken, of de Kristelyke Godsdienst, toen eerst of vroeger, in deeze Landen, bekend geworden zy. Men moet, in dit onderzoek, onderscheid maaken, tusschen het gedeelte deezer Landen, 't welk ter linker zyde, en het gedeelte deezer Landen, 't welk ter regter zyde des Rynstrooms gelegen was. Het eerste is, naar alle waarschynlykheid, al vroeg, met het licht der Evangelie- leere, bestraald geworden: het laatste is langer ongeloovig gebleeven. In Gallie, hadt de Kristelyke Godsdienst, reeds vroeg in de tweede eeuwe, zynen zetel gevestigd. De Germaniën zelven, waar door men ten minsten een deel van het eerste en tweede Germanie, 't welk zig, langs den Ryn, tot ver beneden Keulen, uitstrekte, verstaan moet, hadden, voor het einde dier eeuwe, reeds Kristelyke Kerken. Een Bisschop van Lions getuigt hetGa naar voetnoot(o). En een ander Schryver, die niet lang na hem geleefd heeft, zegt, dat de verscheiden' Gallische volkeren, de afgelegenste deelen van Britanje, en de Germaanen, ten zynen tyde, in Kristus geloofdenGa naar voetnoot(p). Zy melden wel niet byzonderlyk, welke deelen van Gallie en Germanie zy op 't oog hebben; doch uit eenen Schryver der vierde eeuweGa naar voetnoot(q), zien wy, dat 'er toen ten minsten Bisschoppen geweest zyn, in het eerste en tweede Germanie, en in het eerste en tweede | |
[pagina 340]
| |
Belgie, welke Landschappen zig, langs den linker' oever des Ryns, tot aan de Zee toe, uitstrekten. En voor zo ver een gedeelte van Gelderland en van Holland, ter linkerzyde des Ryns of der Waale, legt, is 't gansch niet ongelooflyk, en 't komt sommigen zelfs ontwyfelbaar voorGa naar voetnoot(r), dat dit deel onzes Lands, 't welk, van ouds, door de Batavieren, bewoond werdt, in de vierde eeuwe of vroeger, meer of min, met het Evangelie-Licht bescheenen geweest is. Ook leert men, uit een' ander' Schryver der vierde eeuwe, dat zekere Maternus, in den aanvang der zelve, Bisschop van Keulen geweest isGa naar voetnoot(s); tufschen welke Stad en de andere Plaatsen langs den Beneden-Ryn, naar den Zeekant, al van ouds, veel gemeenschap was. De Romeinen, hier te lande verkeerende, hebben, waarschynlyk, eenige kennis van den Kristelyken Godsdienst met zig gebragt. Hunne Legers zelven waren, volgens 't getuigenis eens ouden SchryversGa naar voetnoot(t), niet onvoorzien van Kristenen. Doch onder de Overrynsche volkeren is het Evangelie laater bekend geworden. Een Digter der vierde eeuwe zegt ons wel, dat de Evangelische Waarheid tot in de yskoude Landen erkend werdtGa naar voetnoot(v). Doch hy ziet, waarschynlyk, alleen op de Skythen en Gothen, die, voor het einde der vierde eeuwe, het Geloof omhelsd hebben. Een Schryver, die | |
[pagina 341]
| |
toen leefde, spreekt 'er, met deeze woorden, van: ‘De Hunnen oefenen zig in 't Psalmboek: het koude Skythie gloeit door de hitte des Geloofs: het geel- en roshairig Leger der Geten of Gothen voert de Tentkerken met zig herom: en veelligt bestryden zy ons, met gelyk voordeel, om dat zy, met ons, op eenen Godsdienst vertrouwenGa naar voetnoot(w). Men schynt ondertusschen niet te konnen ontkennen, dat ook den Franken, en anderen Overrynschen Volkeren, in de vierde of vyfde eeuwe, nu en dan, eenig flaauw scheemerlicht der Evangelische kennisse opgegaan zy. Veelligt hebben de invallen der Gothische volkeren, in den aanvang der vyfde eeuwe, en hun verblyf, hier te lande, hier toe iets medegewerkt. Maar al vroeger, poogde Konstantyn de Groote den Kristelyken Godsdienst alomme in te voeren. Hy gaf het bestier over de Wingewesten des Ryks aan KristenenGa naar voetnoot(x); die, ongetwyfeld, eenige kennis van het Evangelie onder de overwonnen' Volkeren verspreid zullen hebben. Hy stigtte Kerken onder de Barbaaren, welker Landen hy overweldigd hadtGa naar voetnoot(y). En nademaal hy, onder andere Overrynsche Volkeren, ook de Franken overwonnen heeft, en voor de zelven byzondere agting hadtGa naar voetnoot(z), is 't gantschelyk te vermoeden, dat hy hun niet geheel ontbloot van de kennis der Evangelie-leere gelaaten zal hebben. Zyne Krygsknegten zel- | |
[pagina 342]
| |
ven konden hier toe behulpzaam zyn, alzo hy zyn werk maakte, om hen Kristelyke gebeden te doen leerenGa naar voetnoot(a). In de vyfde eeuwe, vindt men Franken in Romeinschen dienst, die belydenis van den Kristelyken Godsdienst deeden, en dagelyks, met hunne Landsluiden, toen nog, grootendeels, over den Ryn woonagtig, gemeenschap hieldenGa naar voetnoot(b). En voor 't einde dier eeuwe, omhelsden de Franken vry algemeen den Kristelyken GodtsdienstGa naar voetnoot(c). Sedert ontmoet ons eene Kristense Prinses, onder de Warners, benoorden den Ryn, niet verre van de ZeeGa naar voetnoot(d). De Friezen schynen, van alle de volkeren deezer Landen, 't langst ongeloovig gebleeven te zyn. Volgens veeler gedagten, zouden zy, eerst tegen het einde der zevende eeuwe, door Willebrord, kennis aan het Evangelie gekreegen hebben. Doch behalven 't gene Dagobert, tot voortplanting van 't Geloof, te Utrecht, verrigt heeft, zullen wy, in 't vervolg deezer Historie, voor Willebrords tyd, nog verscheiden' Geloofspredikers, in Friesland, ontmoeten. Ook is 't te vermoeden, dat 'er al vroeger wel eenige kennis van het Evangelie onder dit Volk zal geweest zyn, schoon dezelve, voor de zevende en agtste eeuwe, weinig' opgang gemaakt heeft. Zeker genoeg is het wel, en 't zal uit het gevolg blyken, dat 'er, ten deezen tyde, nog veele ongeloovigen, en inzonderheid veele | |
[pagina 343]
| |
bygeloovigen en Asgodendienaars, onder de Friezen, geweestzyn. Doch deezen hadt men ook onder de Franken, zelfs na dat het volk, in 't algemeen, het geloof omhelsd hadtGa naar voetnoot(e). Ook waren de Geloofspredikers der agtste eeuwe gewoon, zulken, die aan grove bygeloovigheden vast waren, al waren zy schoon gedoopt, den naam van ongeloovigen te geeven, en wederom op nieuws te doopenGa naar voetnoot(f). De eerste bekeeringen waren zo gebreklyk, dat zy, zelfs in de agtste eeuwe, van een geduurig afvallen gevolgd werden. Weinige jaaren na de dood van Klotaris, die in 't jaar zes honderd agt en twintig voorviel, werden de Saxers, door Dagobert, ontslaagen van het opbrengen der jaarlyksche schattingGa naar margenoot+van vyf honderd Koeijen, hun, door Klotaris den I, opgelegd. Zy hadden zig verbonden, om de grenzen des Frankischen gebieds te beschermen, tegen de vyandlykheden van eene zekere soort van Sclaaven, Winiden genaamd; en op hunne wapenen, volgens Landsgebruik, gezwooren, zig aan 't gemaakt verdrag te zullen houden. Dagobert werdt hier door bewoogen, om hun de schatting kwyt te schelden. En schoonzy weinig tegen de Winiden uitvoerden, bleeven zy egter van den ouden last ontheevenGa naar voetnoot(g). Of de Friezen, by deeze of by eene andere gelegenheid, Utrecht ook wederom gekreegen hebben, is my niet geblee- | |
[pagina 344]
| |
ken; doch voor 't einde deezer eeuwe, zullen wy 'er hen wederom meester van zien. Ga naar margenoot+ Dagobert stierf in 't jaar zes honderd agt en dertig. Twee jaaren voor zynen dood, zag hy zig, door het overlyden van zynen Broeder, Charibert, en van deszelfs Zoontje, Chilperik, in 't bezit gesteld van gantsch Frankryk en van verscheiden' aangewonnen' LandenGa naar voetnoot(h). Ook hadt hy zig, niet lang hier na, voor een gedeelte, van den last der regeeringe ontslaagen, en 't gebied over Oostfrankryk, aan zyn' oudsten Zoon, Sigebert, dat over Westfrankryk aan zynen jongsten Zoon, Klovis, opgedraagenGa naar voetnoot(i). De Landen, omtrent den Ryn gelegen, behoorden dus tot het Ryks aandeel van Sigebert. Deez' liet de zorg der Regeeringe meest aankomen op zynen Groothofmeester Grimoald, wiens Vader, Pepyn van Landen, die zelfde waardigheid bekleed hadt. Zelf hieldt hy zig bezig met het bouwen van Kloosters en andere Godsdienstige gestigten, waarom zyn naam, by de Geestelyken zyner eeuwe, in gezegende gedagtenisse geweest isGa naar voetnoot(k): schoon hy zig zo niet door hen regeeren liet, of hy wist, somtyds, zyn Koninglyk gezag te bewaaren: want, uit éénen zyner Brieven blykt, dat hy het houden van zekere Kerkelyke Vergadering weigerde toe te staan, eeniglyk om dat zy, door de Geestelykheid, zonder hem vooraf te kennen, be- | |
[pagina 345]
| |
schreeven wasGa naar voetnoot(l). Grimoalds Zusters, Begga en Geertruid, hebben zig ook, door het zelfde slag van Godvrugtigheid, vermaard gemaakt. Begga heeft, naar sommiger gevoelenGa naar voetnoot(m), de orde der Begynen ingesteld. EnGa naar margenoot+Geertruid, die, na haare Moeder, Itta, Abtdis te Nivelle in Brabant geweest is, heeft, in 't Land van Stryen, alwaar zy zig dikwils onthieldt, naar alle waarschynlykheid, ter plaatse daar nu Geertruidenberg is, eene Kapel gestigt, die, door Amandus, Bisschop van Maastricht, werdt ingewydGa naar voetnoot(n). Men heeft haar, naderhand, als eene Heilige geëerd, en, verscheiden' eeuwen agter een, ter haarer gedagtenisse, op de gastmaalen en by andere gelegenheden, in deeze Landen, eenen braaven teug gedronken, bekend by den naam van Sinte Geerden minneGa naar voetnoot(o). |
|