Vaderlandsche historie. Deel 1
(1749)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXXI. De Armorichen gedreigd met eenen inval, die door den Bisschop Germanus belet wordt.Niet lang hier na, besloot Aëtius, die 't Westersch Ryk genoegzaam alleen regeerde, eenen inval te doen in 't Land der Armorichen, om deezen vryen staat, ware 't mogelyk, wederom aan 't Roomsche Ryk te onderwerpen. 't Bevel over den togt geeft hy aan Eokarich, Koning der Alaanen, die met de Romeinen | |
[pagina 286]
| |
in verbond stondenGa naar voetnoot(c), en een gedeelte van Gallie, omtrent de Rivier de Loire, bewoondenGa naar voetnoot(d). De Alaanen slaan terstond op weg naar den Zeekant, en belooven zig reeds eenen ryken buit uit het Land der Armorichen; die, midlerwyl kennis van deeze onderneeming gekreegen hebbende, van verlegenheid raadeloos waren. Zy besluiten egter, in alleryl, eenigen aftevaardigen naar Germanus of Germain, Bisschop van Auxerre, vermaard wegens zyne heiligheid, en onlangs uit Britanje te rug gekeerd. Deez' laat zig, schoon reeds hoog bejaard, door het aanhouden der Armorichen, beweegen, om het Leger der Alaanen, ongewapend en alleen, te gemoet te gaan en den Afgodischen Koning van besluit te doen veranderen. Ongetwyfeld deeden de Armorichen toen reeds belydenis van den Kristelyken Godsdienst, gelyk men vindt dat zy, in de volgende eeuwe, gedaan hebbenGa naar voetnoot(e). Een Kristen Bisschop zou zig niet ligt hebben laaten beweegen, om voor ongeloovigen te spreeken. Doch hoe ver zig de Kristelyke Godsdienst, door de Landstreek der Armorichen, hebbe uitgestrekt, blykt niet. De Bisschop van Auxerre, de Alaanen op weg aangetroffen hebbende, dringt, onbelet, door de Ruitery, tot by den Koning, die van eenen hoop gewapenden omringd was. Hier valt hy, eerst aan 't smeeken, toen aan 't | |
[pagina 287]
| |
dringen, al zyne welspreekendheid te werk stellende, om Eokarich den togt tegen de Armorichen te doen staaken. Eindelyk vat hy 's Konings paard by den toom, en doet hem en 't gantsch Leger met hem stal houden. Men treedt in onderhandeling. Eokarich wordt bewoogen, om te rug te trekken, mids dat het gemaakt verdrag, door den Keizer of door Aëtius, bekragtigd wierdtGa naar voetnoot(f). De Bisschop begeeft zig daar op, in eigener persoon, naar Ravenne, alwaar toen het Hof gehouden werdt. Hy wordt 'er van Keizer Valentiniaan, en deszelfs Moeder Placidia minzaamlyk ontvangen. Ook zou hy, in zyne verrigtingen, wel geslaagd hebben; indien de Armorichen zelven, nu geene vrees meer hebbende voor de Alaanen, het bestand niet verbroken hadden. Ondertusschen stierf de Bisschop te RavenneGa naar voetnoot(g). Omtrent deezen tyd, maakten de Franken, onder Klodio, zig meester van Kameryk en eenige omgelegen' gewesten van het Land der Atrebaaten of Artois, en gaven Aëtius, die wederom in Gallie gekomen was, de handen vol werksGa naar voetnoot(h). Veelligt zyn sommige andere volkeren, hier door, onder anderen, bewoogenGa naar margenoot+geworden, om tegen de Romeinen op te staan.Ga naar margenoot+Immers men leest, dat 'er, onder de Bagauden, waar door men, of de Armorichen, of de andere Ingezetenen van Gallie, die, | |
[pagina 288]
| |
voor eenige jaaren, ook eenen opstand verwekten, verstaan moet, merkelyke opschuddingen plaats hadden. Zeker Geneesmeester, Eudoxius genaamd, schrander doch van eenen boozen aart, roeide hier onder. Sommigen vermoeden, dat hy de Armorichen, tegen dank der tegenwoordige Regeeringe, onder 't gebied der Romeinen, herbrengen wildeGa naar voetnoot(i). Doch wat hier van zyn moge; Eudoxius, zyne aanslagen ontdekt ziende, nam de vlugt naar de HunnenGa naar voetnoot(k); door welken men, waarschynlyk, de Alaanen,Ga naar margenoot+die in Gallie woonden, verstaan moet. De Armorichen of eenige andere Inwooners van Gallie, die tegen de Romeinen opgestaan warenGa naar voetnoot(9), ondernamen ook, in 't jaar vierhonderd zes en veertig, eenen aanslag op Tours; doch werden gestuit door MajoriaanGa naar voetnoot(l), die sedert, Aëtius verzellende, den Franken by de vesting Helene, welke men voor het oud HesdinGa naar margenoot+in Artois houdt, slag leverde en overwonGa naar voetnoot(m). Ondertusschen schynen de Romeinen, niet lang hier na, een verdrag met de Armorichen, zo | |
[pagina 289]
| |
wel als met de Franken, geslooten te hebben 't Welk hier uit op te maaken is, dat men deeze beide volkeren, weinige jaaren laater,Ga naar margenoot+onder de hulpbenden der Romeinen, vindt opgeteld. De Saxers, Burgondiërs enGa naar voetnoot(8) Ripariolen, anders Ripuariërs, waren ook onder de Romeinsche hulpbenden, ten deezen tyde: en van alle deeze volkeren wordt aangetekend, dat zy, eertyds onderdaanen des Roomschen Ryks geweest zynde, toen als Bondgenooten werden aangemerktGa naar voetnoot(n). |
|