Vaderlandsche historie. Deel 1
(1749)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXVIII. De Armorichen regten eene vrye Staats-Regeering op.Byzonderlyk vindt men dit verhaald van de Armorichen. De verandering der Regeeringe onder hen voorgevallen, is van sommigenGa naar voetnoot(q), niet geheel ten onregte, vergeleeken, met de verandering der Regeeringe over de Nederlanden in de zestiende eeuwe; waarom, en vooral, om dat zy een gedeelte der Landen, omtrent den Ryn gelegen, schynen bewoond te hebben, het te nuttiger moet geoordeeld worden, dat wy 'er den Leezer eenig verslag van geeven. | |
[pagina 276]
| |
Ga naar margenoot+ In overoude tyden, verstondt men, door de Burgerschappen der Armorichen, dat gedeelte van 't eigenlyk Gallie, 't welk, aan den zeekant gelegen zyndeGa naar voetnoot(r), tegenwoordig Bretagne genoemd wordt. De naam Armorichen en Armorische Landstreek [Tractus Armoricanus] betekent ook, zo men wilGa naar voetnoot(s), in 't oud Keltisch, een Volk en Landstreek aan de zee gelegen. Naderhand heeft men deeze benaaming ook wyder uitgestrekt; onder de Landstreek der Armorichen, welke, met die der Nerviën, onder één' Bevelhebber van wegen de Romeinen, stondt, begrypende de gantsche Zeekust van het eigenlyk en Belgisch Gallie tot aan den Rynkant toe; behalven verscheiden' meer landwaards in gelegen' gewesten; die, schoon verre van Zee, egter, om dat ze onder éénen Bevelhebber stonden, met eenen gemeenen naam, onder de Tractus Armoricanus of aan zee gelegen' Landstreek, begreepen warenGa naar voetnoot(t). De gewesten, die naderhand by de oude Armorische Landstreek gevoegd werden, schynen met den naam van nieuwe Armorische Landstreek onderscheiden geweest te zyn. Immers men vindt, in Gedenkschriften der vyfde eeuwe, gewaagd van eene nieuwe Armorische Bende, die onder den Bevelhebber van de Armorische en Nervische Landstreek stondt, en te Grannona op den Saxischen Oever in bezetting lagGa naar voetnoot(v). Veelligt zou men den | |
[pagina 277]
| |
Saxischen Oever, voor den Oever der Maaze of WaaleGa naar voetnoot(5), konnen neemen, welke Rivieren langs en door Nedersaxen liepen, waar door, gelyk wy bovenGa naar voetnoot(w) aanmerkten, ten deezen tyde, al het land beneden Nieuwmegen verstaan werdt. Doch anderenGa naar voetnoot(x) zyn van gedagten, dat men, door den Saxischen Oever, de Zeekust van Normandye, by de stad Bayeux, verstaan moetGa naar voetnoot(6); alwaar, nog in de zesde eeuwe, Saxers gevonden werdenGa naar voetnoot(y). | |
[pagina 278]
| |
Hoe 't hier ook mede zy; de ArmorichenGa naar voetnoot(7) worden ons beschreeven, als grenzende aan de Franken, toen deezen de moerassen bewoonden, ter plaatse, daar de Ryn in den Oceaan stortGa naar voetnoot(z); weshalven men naauwlyks twyfelen kan, of zy hebben, onder anderen, een gedeelte van het tegenwoordig Brabant en Vlaanderen, mooglyk ook van Holland en Zeeland bewoond gehadt. Deeze Armorichen, ten deele wanhoopig, door de geduurige invallen der Overrynsche Volkeren, ten deele overtuigd van het onvermogen der Romeinen, om hen te beschermen, besluiten, in het jaar vier honderd en tien, op het voorbeeld van Britanje, alwaar men zig, onlangs, ook van het juk der Romeinen ontslaagen hadt, eene vrye Staatsregeering, onaf hanglyk van de Romeinen, op te regten. Doch op welk eene wyze zy hun nieuw Gemeenebest geschikt hebben; of de byzondere Landschappen der Armorichen ieder de oppermagt in zig zelf behouden, dan of zy de zelve aan eene algemeene Vergadering opgedraagen heb- | |
[pagina 279]
| |
ben; of hun verbond slegts een verbond van onderlinge bescherming geweest zy, dan of de verscheiden' Landschappen des verbonds, gelyk als één Landschap, onder ééne opperste Regeering staande, geworden zyn; op welk eene wyze de onderlinge geschillen tusschen deeze Landschappen werden afgedaan, en hoe zy, in 't maaken van Vrede en Oorlog, te werk gingen; van dit alles is ons niets, in de oude Gedenkschriften, nagelaaten. Ook vindt men niet aangetekend, wie de eerste aanleider tot het opregten van deezen vryen staat geweest zy, en welke zwaarigheden men hebbe moeten te boven komen, eer de zelve opgerigt ware. Dit weet men, dat de gantsche Armorische Landstreek, zo wel als verscheiden' andere Gallische Landschappen, de Regters en andere Amptenaars der Romeinen afgezet en verjaagd heeft; 't welk, vermoedelyk, niet zonder veel opschudding, zal toegegaan zyn. Van de schikking des nieuwen Gemeenebests, weet men niet meer, dan dat de Armorichen, daar in, naar hunne eigene zinlykheid, te werk gingenGa naar voetnoot(a); als die zig van de af hanglykheid van de Romeinen t' eenemaal ontslaagen hadden. Doch niet alle de Landschappen van Gallie volgden dit voorbeeld. In de twee GermanienGa naar voetnoot(b), beide Gallische Landschappen, werdt Jovinus, één der aanzienlykste Gallische GrootenGa naar voetnoot(c), tot Keizer opgeworpen. | |
[pagina 280]
| |
Deez' wist terstond de Franken, Burgondiërs, Alemannen en Alaanen, in zyne belangen, over te haalenGa naar voetnoot(d): en schoon hy eerlang van kant geholpen werdt, schynen egter de Burgondiërs, om zynent wille, in den jaare vierGa naar margenoot+honderd en dertien, over den Ryn gekomenGa naar margenoot+te zynGa naar voetnoot(e). Zy sloegen zig, langs die Rivier, ter neder; en 't is niet onwaarschynlyk, dat zy de Landstreeken innamen, welken men sedert de Elsas en het Franche-Comté genoemd heeft. Hier gaven ze het begin aan het naderhand zo vermaard geworden Burgondisch Ryk. De Franken hebben zig toen ook van een gedeelte van Gallie, omtrent de Rivieren de Moezel en den Ryn, meester gemaaktGa naar voetnoot(f). |
|