Vaderlandsche historie. Deel 1
(1749)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 273]
| |
Ga naar voetnoot(3) Sclaaven,Ga naar voetnoot(4) Veneten, of Veneden, of Wilten en diergelyken meerGa naar voetnoot(a). En gelyk sommigen van gedagten zyn, dat de Sueven, die, nevens de Wandaalen, in deeze landen gevallen waren, zig in de Zeeuwsche Eilanden nedergeslaagen, en den naam van Zeeuwen gedraagen hebbenGa naar voetnoot(b); zo is 't ook niet onwaarschynlyk, dat een gedeelte deezer andere volkeren, met de Gothen herwaards gekomen, hier te lande, gebleeven is. Immers eenige Kronykschryvers verzekeren, dat de stad Vlaardingen eertyds den naam van Slaavenburg, waarschynlyk naar de hier te land woonende Sclaaven, gedraagen heeftGa naar voetnoot(c). Anderen verhaalen, dat de Sclaaven of Wilten gantsch Holland gewonnen hebbenGa naar voetnoot(d). Ook | |
[pagina 274]
| |
leest men, in schriften der tiende eeuwe, van eene vermaarde Koopstad aan den mond der Maaze, zo 't schynt, naar deeze Wilten, Witlam genaamdGa naar voetnoot(e). Misschien hebben de Wiltsveenen, in Rynland, ook hunnen naam naar dit volk bekomenGa naar voetnoot(f). De menigvuldige overstroomingen deezer vreemde volkeren deeden het Westersch Keizerryk sterk naar zynen ondergang hellen. Want schoon de West-Gotthen eerlang Gallie, voor een groot gedeelte, verlieten, zig alleenlyk vergenoegende met het bezit van Aquitanie, 't welk hun, by verdrag, afgestaan wasGa naar voetnoot(g); diende hun vertrek, zo 't scheen, alleen om de Overrynsche Germaanen al wederom op hunne oude invallen in Gallie bedagt te doen zynGa naar voetnoot(h). Nog meer gelegenheid kreegen ze hier toe, doordien zekere Konstantyn, in 't jaar vier honderd en zeven, door het Leger in Britanje, tot Keizer opgeworpenGa naar voetnoot(i), en sedert met zyne magt naar Gallie overgesteken zynde, eerst wel den Rynkant sterk met Krygsvolk bezetGa naar voetnoot(k); doch naderhand zyne meeste magt wederom by een gerukt hadt, om de zelve tegen die van Honorius, in Spanje, te gebruikenGa naar voetnoot(l). Hier kwam eindelyk nog by, dat Gerontius, die voor Konstantyn in Spanje geboodt, dugtende dat men voorhadt, hem zyn Ampt te ontneemen, van Konstantyn af- | |
[pagina 275]
| |
viel, en de Overrynschen zelf tegen hem ophitste. Zy dan, geenen tegenstand ontmoetende, vielen, aan alle oorden tevens, in GallieGa naar voetnoot(m). Konstantyn wist toen geenen beteren raad, dan zyne toevlugt tot zulke Volkeren te neemen, die, met de Romeinen in verbond staande, zyne zyde hielden. Hy zendt dan Edobinchus, een' Frank van herkomst, doch in Britanje geboorenGa naar voetnoot(n), naar zyne Landsluiden, de Franken, om onder hen en by de Alemannen, eenige hulpbenden ten zynen dienste te wervenGa naar voetnoot(o). Doch 't schynt, dat hy, in zyn oogmerk, gantsch kwalyk geslaagd is. Immers men vindt aangetekend, dat Konstantyn zo weinig in staat was om de Gallische volkeren te beschermen, dat sommigen van hun, op hunne eigene veiligheid bedagt, zig de heerschappy der Romeinen t' eenemaal onttrokken, en onderling eene vrye Staatsregeering opregtedenGa naar voetnoot(p). |
|