Vaderlandsche historie. Deel 1
(1749)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijX. De Franken krygen vaste verblyfplaats, langs den Ryn en in het Eiland der Batavieren.Dit laatste was het lot der Franken, die, ten minsten van deezen tyd af, als vaste Bewooners der Landen, omtrent den Ryn, naar den Zeekant, gelegen, en ook als Bewooners van Batavia moeten aangemerkt wordenGa naar voetnoot(6). Of | |
[pagina 211]
| |
zy zig hier, te vooren, met bewilliging der Batavieren, nedergeslaagen hadden, dan of zy deezen Landaart met geweld hadden gedwongen, om hun wooningen en akkers af te staan, blykt, onzes weetens, nergens. Dit weet men, dat de Franken, door Probus, in hunne moerassen, overvallen en geslaagen zyndeGa naar voetnoot(y), genoodzaakt werden om vrede te smeeken, en te gelyk, dat hun een deel des Lands, door hen ingenomen, ter wooninge mogt afgestaan worden. 't Een en 't anderGa naar margenoot+werdt hun van den Keizer vergundGa naar voetnoot(z): die daarenboven, volgens de gewoonte der Romeinen, bedong, dat hy zig van hunne hulp, in den Oorlog, zou mogen bedienen. Sommigen verhaalen, dat hy hun scherpelyk beval, zig tegen hunne byzondere Vyanden van geene wapenen te bedienen; maar alleenlyk op de bescherming der Romeinen te vertrouwen, wanneer zy aangevallen werden. Doch dit schynt anderen niet te hebben konnen geschieden, dan na dat men de Ryks grenzen verder uitgezet, en gantsch Germanie, in de gedaante van een Wingewest, gebragt zou hebbenGa naar voetnoot(a), 't welk 'er, gelyk wy terstond aanmerkten, ten deezen tyde, nog wel verre van af was. De Franken dan, akkers, en schuu- | |
[pagina 212]
| |
ren, en wooningen, zo in als omtrent het Eiland der Batavieren, bekomen hebbende, schikten zig tot rust. Probus stigtte Romeinsche steden en sterkten op den Barbarischen of Overrynschen bodem, in welken hy Krygsvolk plaatste, aan het zelve ook eenige landeryen, ten onderhoud, afstaande. Dit Krygsvolk bestondt wel grootendeels uit Romeinen; doch Probus verdeelde, onder elke Keurbende, die ter bescherminge der Ryksgrenzen gebruikt werdt, vyf of zes honderd Germanische Hulpelingen, die zig, ten getale van zestien duizend, in zynen dienst begeven haddenGa naar voetnoot(b). De Batavieren hebben zig moeten laaten genoegen met de beschikking, die zig de Romeinen, hunne oude Bondgenooten, over hunne Landen aanmaatigden, vermoedelyk uit vreeze voor zwaarer overlast, dien zy anders van de Franken zouden te dugten gehad hebben. Probus, de zaaken in Gallie hersteld hebbende, deedt den Raad van zyne verrigtingen verslag, in eenen Brief, dien wy, als behelzende verscheiden' merkwaardige zaaken, den Leezer, vertaald, mede deelen. Ga naar margenoot+ ‘Ik dank de onsterflyke Goden, Beschreeven' Vaders, om dat zyuw gunstig oordeel over my hebben goedgekeurd. Gantsch Germanie, zo wyd als het zig uitstrekt, is te onder gebragt. Negen Koningen van onderscheiden' volkeren hebben zig deemoediglyk voor myne voeten, of liever voor de uwen, nedergeworpen. Alle de Barbaaren ploegen nu voor U, zaai- | |
[pagina 213]
| |
jen voor U, en stryden ten uwen behoeve, tegen de binnenlandsche Volkeren. Geeft dan, volgens uwe gewoonte, bevel tot het houden van openbaare Bedestonden. Vier maal honderd duizend Vyanden zyn 'er verslaagen. Men heeft ons zestien duizend gewapenden aangebooden. Zeventig vermaarde steden zyn den Vyand uit de handen gewrongen. Gantsch Gallie is vry gemaakt. De gouden Kroonen, welken my, door alle de Gallische steden, aangebooden zyn, heb ik Uwer door lugtigheid willen opdraagen. Gy wydtze den besten en grootsten Jupiter en den anderen onsterflyken Goden en Godinnen, uwen beschermgeesten, toe. De buit is weêrgekreegen, en nog een andere en grooter dan ons ontnomen was daarenboven. De Gallische akkers worden met Barbarische ossen beploegd, en onze Bouwlieden bedienen zig van de Jokbeesten der Germaanen. Het vee van verscheiden' Volkeren wordt om ons te voeden aangefokt. Onze Ruitery wordt rykelyk van Paarden uit de Germanische weiden voorzien. Onze schuuren zyn vol uitheemsch GraanGa naar voetnoot(7) Wat wilt gy meer? | |
[pagina 214]
| |
wy bezitten al het hunne, en hebben hun niet meer dan den blooten grond laaten behouden. Wy hadden voorgenomen, eenen nieuwen Landvoogd over Germanie aan te stellen; doch hebben het uitgesteld, tot dat'er, met meerder stemmen, over beslooten worde; 't welk, meenen wy, zal konnen geschieden, als de Goddelyke voorzienigheid onzen Krygstogt verder gezegend zal hebbenGa naar voetnoot(c)’. |
|