Vaderlandsche historie. Deel 1
(1749)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijIX. Aureliaan overwint de Franken.Omtrent deezen tyd, moet het gebeurd zyn, dat Aureliaan, die naderhand Keizer werdt, en nu nog maar Bevelhebber over de zesde Gallikaansche Keurbende was, de Franken, die gantsch Gallie afliepen, by Maguntiakum, zo fel sloeg, dat 'er zevenhonderd sneuvelden en driehonderd gevangen genomen werden, welken hy openlyk tot slaaven verkoopen lietGa naar voetnoot(p). Hy heeft ook, federt, tegen de Sueven, Sarmaaten en andere Volkeren voorspoediglyk geoorlogdGa naar voetnoot(q): op welke zyne Krygsbedryven, dit deuntje gezongen werdt: Mille Francos, mille Sarmatas semel occidimus: Mille, mille, mille, mille, mille Persas quoerimusGa naar voetnoot(r). | |
[pagina 209]
| |
't Welk wy ergensGa naar voetnoot(s) dus vertaald vinden:
‘Duyzend Franken, en Sarmaten duyzend, hebbenw' eens verslagen, Die na duyzend, duyzend, duyzend, duyzend, duyzend Persen vragen.
Toen men Tacitus de Keizerlyke waardigheidGa naar margenoot+ opdroeg, waren de Germaanen wederom over denRyn, de grensscheiding des Roomschen Ryks, gekomen, en hadden zig van sterke, vermaarde, ryke en magtige steden in Gallie meester gemaaktGa naar voetnoot(t). En men vindt verhaald, dat, deezen Vorst en zynen Broeder en Opvolger Floriaan overleeden zynde, de Wichelaars voorspeld zouden hebben, dat 'er, na duizend jaaren, een Vorst uit hun geslagt zou voortkomen, die, over de Franken en Alemannen, welken waarschynlyk de voorgemelde invallen gedaan hadden, volgens de Romeinsche wetten, gebieden zouGa naar voetnoot(u). 't Welk hier alleenlyk aangehaald zy, om te toonen, hoe verre het 'er nog van daan ware, dat men de Germaanen thans onder 't Romeinsch juk zou gebragt hebben. Wy hebben reeds aangemerkt, dat zy, terstond na de dood van Posthumus, een goed deel van Gallie bemagtigd hadden; 't welk hun, door Lolliaan, alleenlyk voor een gedeelte, wederom afhandig gemaakt was. Probus dan, het Ryksbewind in handen gekreegen hebbende, ondernam terstond den togt | |
[pagina 210]
| |
tegen de Germaanen, en trok, in eigener Perfoon, naar den RynkantGa naar voetnoot(v). En zo zeer diende hem 't geluk, dat hy wel zestig vermaarde steden, die door de Germaanen in bezit genomen waren, bemagtigde. Te gelyk ontweldigde hy hun den buit, dien zy op de Galliërs behaald hadden, en door welken, zy ryk en trots geworden waren. Men wil, dat 'er, in verscheiden' ontmoetingen, byna vier maal honderd duizend Germaanen, die zig, op den Romeinschen bodem, langs den oever des Ryns, ja door gantsch Gallie, neder gezet hadden, zouden gesneuveld zynGa naar voetnoot(w): 't welk genoegzaam ongelooflyk voorkomt. Het overschot werdt, ten deele over de Elve en Nekkar gedreeven; ten deele, met verlof des Keizers, in Gallie of langs de beide oevers des Ryns, geplaatstGa naar voetnoot(x). |
|