Vaderlandsche historie. Deel 1
(1749)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijVIII. Bedryf van Posthumus, omtrent den Ryn.De Galliërs ondertusschen, te onvrede dat een kind over hen 't gebied voeren zou, en daarom, of om andere redenen, met haat tegen Gallieen ingenomen, droegen Posthumus, die alles naar hun genoegen bestierde, des te meer liefde toe. Byzonderlyk wist hy hunne gunst te winnen, door het verdryven der Germanische volkeren, die, kort na 't vertrek van Gallieen, wederom in Gallie schynen gevallen te zyn geweest. Doch Posthumus dezelven allen verjaagd hebbende, hadt de voorige veiligheid en rust in 't ryk hersteldGa naar voetnoot(c). Steunende dan op de gunst des volks, en op het leger, over 't welk hy geboodt, onderneemt hy den jongen Salonyn, binnen Agrippine, eene groote Stad aan den Ryn, thans Keulen genaamd, te belegeren; verklaaren- | |
[pagina 206]
| |
de, het beleg niet te zullen opbreeken, dan na dat hem de jongeling zou overgeleverd zyn. De bezetting werdt hier eerlang toe gedwongen. Salonyn en de Hoofdman zyner Lyfwagt, Silvaan, werden den Belegeraar in handen gesteld, en beide, op zyn bevel, ter dood gebragtGa naar voetnoot(d). Hoewel anderen willen, dat de Galliërs Salonyn hebben doen doodenGa naar voetnoot(e). Toen werdt Posthumus voor Keizer uitgeroepen en door gantsch Gallie erkend. Men bragt Gallieen zo dra geene tyding, dat Gallie verlooren was, of hy dreef 'er, volgens zyne gewoonte, den spot mede, zeggende, al lagchende, Kan dan de staat, zonder de AtrebatischeGa naar margenoot*rokken, niet staande blyvenGa naar voetnoot(f)? 't Welk hier inzonderheid aangemerkt zy, om te doen zien, dat de weeveryen van wollenstoffen toen, hier te lande, al in zwang gingenGa naar voetnoot(5): en dat de Atrebaten, die omtrent Atrecht in Artois gewoond hebben, rokken verschaften, welken te Rome vermaard waren. Men leest ook elders van eene andere soort van AtrebatischeGa naar margenoot†rokken, die, in de Tooneelspelen, gebruikt werdenGa naar voetnoot(g). | |
[pagina 207]
| |
Gallieen bragt egter terstond een leger tegen Posthumus te velde; doch deeze werdt van de Kelten of Galliers en van de Franken, die, vermoedelyk, nu reeds het Eiland der Batavieren of meer in bezit hadden, zo trouwelyk bygestaan, dat hy wel met voordeel bevogtenGa naar voetnoot(h); doch niet overmeesterd werdt. Zelfs wist hy zig, 't welk in deezen tyd iets vreemds was, zeven, anderenGa naar voetnoot(i) schryven tien jaaren lang, in de aangenomen' waardigheid, te handhaaven. In welken tyd, hy, op den Barbarischen, dat is, op den Overrynschen grond, verscheiden' Legersteden gebouwd heeftGa naar voetnoot(k). Eindelyk werdt hem, na dit alles, door Lollianus de voet geligt. Deeze wist zig van de jookerigheid naar verandering, den Galliërs meer dan anderen eigenGa naar voetnoot(l), zo wel te bedienen, dat Posthumus, door zekeren Viktoryn, van kant geholpen, en hem de Keizerlyke waardigheid opgedraagen werdt. Doch zo dra hadden de Overrynsche Germaanen het ombrengen van Posthumus niet vernomen, of zy bestonden niet alleen de sterkten, door hem, op hunnen bodem, gestigt, om verre te haalen en te verbrandenGa naar voetnoot(m); maar schielyk over den Ryn getrokken, vallen ze in Gallie en maaken zig wel van zestig steden meesterGa naar voetnoot(n). Lollianus herstelde sedert | |
[pagina 208]
| |
eenigen dezer Steden in den voorigen staat. Ook herbouwde hy de sterkten, eertyds door Posthumus gestigt. Doch niet lang hier na, door het Krygsvolk, omgebragt zynde, werdt hy van Viktoryn, die Posthumus omgebragt hadt, daar-na van Tetrikus, en eenige anderen opgevolgd. En ten ware deeze opgeworpen' Keizers de vervallen' zaaken der Romeinen in Gallie meer of min gered hadden, de Germaanen zouden, al wat de Romeinen hier bezaten bemagtigd, en van hun gedugt gebied, in deezen oord, nog veel vroeger dan zy deeden, een einde gemaakt hebbenGa naar voetnoot(o). |
|