Vaderlandsche historie. Deel 1
(1749)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 199]
| |
VI. Maximyns togten tegen de Overrynsche Germaanen, vermoedelyk omtrent het Eiland der Batavieren.Met zulk eene magt gesterkt, over den Ryn gekomen, heeft hy een geweldig getal van Germanische gehugten afgebrand. Veele Germaanen sneuvelden: veele anderen werden gevangen genomen. De Krygsknegten keerden rykelyk met buit belaaden te rug. Men wil, dat Maximyn geheel Germanie aan het Roomsche Ryk onderworpen zou gehad hebben; hadden de Germaanen zig niet over hunne stroomen begeven, en zig versteken in de poelen en bosschen, van welken hun Land vol was. Hy zelf, hen derwaards volgende, liep groot gevaar van door hen omsingeld te worden, terwyl hy, met zyn paard, in een moeras blyvende steeken, ter naauwer nood, van de zynen gered werdt. Naderhand waagde hy nog eene soort van eenen scheepsstryd tegen de Germaanen, in welken hy veelen van hun ombragt. Eindelyk herstelde hy de rust in GermanieGa naar voetnoot(r). Wy maaken hier te liever van Maximyns Krygstogten tegen de Germaanen gewag; zo om dat 'er vermoedelyk Batavieren in zyn Leger geweest zullen zyn, als ook om dat, uit de Beschryving van de gelegenheid der plaatse des gevegts, niet zonder grond, af te neemen is, dat het zelve, niet verre van het Eiland der Batavieren is voorgevallen. Maximyn is, terwyl hy Aquileja,Ga naar margenoot+in 't Landschap Friuli, thans onder 't gebied der Venetiaanen, belegerd hieldt, van het Krygsvolk, 't welk hy tegen Pupiënus en Balbinus aanvoerde, nevens den jongen | |
[pagina 200]
| |
Maximyn, zynen Zoon en Ryksgenoot, omgebragtGa naar voetnoot(s). Ga naar margenoot+ Deezen twee waren van den Raad tot Keizers verklaard. En Pupiënus, wien het Leger van Maximyn terstond toeviel, voerde het, met zig, naar Rome. Hy en Balbinus verkooren, uit de Germanische hulpbenden, als op welken zy zig voornaamlyk verlaaten dursden, eene Lyfwagt. Egter niet zonder dat 'er de gewoonlyke Lyfwagten op smaalden, die reeds ongaarne gezien hadden, dat de Raad, zonder hen te kennen, Pupiënus en Balbinus tot de Keizerlyke waardigheid hadt verheevenGa naar voetnoot(t). Zy besluiten dan de Vorsten van kant te helpen. Doch in eenen geruimen tyd, deedt zig hier toe geene gelegenheid voor, zynde zy geduurig van hunne Germanische Lyfwagten verzeld. De eenentwintigste van Zomermaand, dag op welken men de Kapitolynsche spelen te Rome vierde, werdt eindelyk, tot uitvoering van 't schenstuk, bestemd. De meeste Hovelingen waren elders onledig, de Vorsten alleen in 't Paleis, bewaard van hunne getrouwe Germaanen, die zig egter, ten deezen tyde, of allen, of voor 't grootste gedeelte, by Balbinus bevonden. 't Romeinsch Krygsvolk was zo dra niet omtrent het Paleis samengeschoold, of Pupiënus kreeg 'er kennis van, en zondt, iets args vermoedende, aan Balbinus, om de Germaanen, zonder welker hulp, hy zag, dat het oproer niet te stillen was. Doch Bal- | |
[pagina 201]
| |
binus, zynen Ryksgenoot zelven mistrouwende, hieldt de Germaanen by zig. En terwyl de Vorsten hier over aan 't twisten raaken, worden ze, onverhoeds, van 't Romeinsch Krygsvolk overvallen, naakt uitgeschud en midden door de stad naar de Legerplaats gesleept. De Germaanen waren ondertusschen in aantogt, om hunne Vorsten te ontzetten. Doch zy vonden hen reeds vermoord, en den jongen Gordiaan tot Keizer uitgeroepen, eer zy iets tot hunne redding konden toebrengen: waar op zy, geen nutteloos gevegt willende aanregten, zig ter stad uit en by de hulpbenden hunner landsluiden begavenGa naar voetnoot(v). |
|