Vaderlandsche historie. Deel 1
(1749)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijX. Civilis verklaart zig vyand der Romeinen.In 't volgend jaar, hadt men zo dra de tyding van Vitellius dood hier te lande niet vernomen, zynde hy, door 't woedend graauw, te Rome, op eene smaadelyke wyze, omgebragtGa naar voetnoot(b); of Civilis ligtte 't momtuig af, enGa naar margenoot+verklaarde zig openlyk vyand der Romeinen. De Vitelliaansche Keurbenden hadden de uitheemsche slaverny liever, dan Vespaziaan tot hunnen Veldheer. De Galliërs lieten zig ook, door verscheiden' losse gerugten, diets maaken, dat het Roomsche Ryk alomme gevaarlyk stondt. De brand van 't Kapitool, onzeker of hy door Vespaziaans | |
[pagina 147]
| |
of Vitellius aanhang verwekt wareGa naar voetnoot(c), werdt hier te lande voor een zigtbaar bewys der Hemelsche gramschap genomen, en men besloot 'er uit, dat het einde des Ryks voor handen was. De Gallische Druïden, eene soort van Priesterlyke DigtersGa naar voetnoot(d), zongen, dat de heerschappy der menschelyke dingen den Volken aan deeze zyde der Alpen werdt toegeschikt. Ook liepen 'er gerugten, dat de voornaamsten der Galliërs, die van Otho tegen Vitellius gezonden waren, voor hun vertrek, zig verbonden hadden, dat zy niet verzuimen zouden, hunne vryheid te herneemen, indien de kragten des Roomschen Ryks eens, door geduurige Burgeroorlogen en inwendige elenden, verbroken werdenGa naar voetnoot(e). EvenwelGa naar margenoot+was, voor het ombrengen van Hordeonius Flakkus, nog niets van eenig vloekverwantschap uitgelekt. Doch terstond daar na, gingen de booden over en weder, tusschen Civilis en Klassikus, Overste van eene vleugel Treviren. Klassikus was van een Koninglyk geslagt, 't welk zig, in vrede en oorlog, altyd vermaard gemaakt hadt, en overtrof alle zyne landsluiden, in adel en rykdom. Hy beroemde zig, met opzigt op zyne voorouders, meer Vyand dan Bondgenoot des Roomschen Volks te zyn. In den geheimen handel tusschen hem en Civilis, staken zig ook Julius Tutor en Julius Sabinus. De eerste, mede een Trevir, was van Vitellius over den oever des Ryns gesteld. De laatste, | |
[pagina 148]
| |
een Lingoon, was, trots uit den aart, nog opgeblaazener geworden, door dien hy zig beroemde, dat zyne Overgrootmoeder den Veldheer Julius Cezar, toen hy in Gallie oorlogde, door overspel behaagd hadt. Deezen peilden in 't heimelyk de gemoeden der anderen. En eenigen van de bekwaamsten aan zig verbonden hebbende, kwamen zy in de Agrippiner Bouwstad, in eens Burgers huis, by een. Hier verscheenen eenige Ubiën en Tongren onder hen; doch de Treviren en Lingoonen waren de grootsten van getal en magt. Men hitste malkanderen op tot den afvalGa naar voetnoot(f), die kort daar na beslooten werdt. 't Overschot van 't Vitelliaansch heir, 't welk sommigen afmaaken wilden, besloot men, met meerderheid van stemmen, te spaaren; agtende genoeg verrigt te hebben, als de Hoofdluiden der Keurbenden van kant geholpen waren. Ga naar margenoot+ 't Besluit deezer vergadering werdt geheim gehouden, en vaardigde men ondertusschen booden af, om de Galliërs tot den afval te beweegen, terwyl men veinsde Vokula gehoorzaam te willen blyven. Deeze kreeg wel kennis van 't opgestemd verraad; doch vondt zig onmagtig het zelve met geweld te stuiten, alzo de Keurbenden niet voltallig en ongetrouw waren. Hy ontmoet dan de weifelende Soldaaten en verborgen' vyanden met gelyke ontveinzing, 't best dat hy doen kon, en begeeft zig, met zyne benden, naar de Agrippiner Bouwstad. |
|