Vaderlandsche historie. Deel 1
(1749)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXIII. Augustus dankt de Batavieren af.Toen de tyding van dit verlies te Rome kwam, liep Augustus, maanden agter een, als zinneloos door zyne Paleizen, geduuriglyk roepende: Varus, Varus, geef my myne Keurbenden wederGa naar voetnoot(f). Zo diep trof hem dit ongeluk, dat hy, zo 't schynt, bedugt, dat de Germaanen, die zig binnen Rome bevonden, door het voordeel, 't welk hunne Landsluiden op de Romeinen behaald hadden, aangemoedigd, iets euvels tegen den Staat onderneemen mogten, bevel gaf, dat de ongewapenden uit de Stad gaan, en de gewapenden naar hunne Eilanden te rug keeren zoudenGa naar voetnoot(g). Onder deeze laatsten zyn, buiten twyfel, ook 's Keizers eigen' lyfwagtenGa naar voetnoot(h), de Batavieren geweest; die egter of | |
[pagina 65]
| |
niet vertrokken, of nog voor Augustus doodGa naar margenoot+wederom te rug ontbooden, en in hunne waardigheid hersteld zyn. Want naauwlyks was deeze Vorst overleeden, en den reedsgemelden Tiberius 't hooggezag in handen gekomen; of hy zondt, onder anderen,Ga naar margenoot+'t puik der Germanische, waarschynlyk BatavischeGa naar margenoot+Lyfwagten naar Pannonie of Hongarye, alwaar zyn zoon, Druzus, eenen gevaarlyken opstand ging stillen: 't welk eerlang gelukteGa naar voetnoot(i). |
|