Vaderlandsche historie. Deel 1
(1749)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXI. Druzus beoorlogt de Sueven, Uzipeeten, Sikambren, Friezen en Kauchen.Wat hier van zyn moge; Druzus, zyn werk ten deele of geheel voltrokken hebbende, toog tegen de Sueven, Uzipeeten en Sikambren te veldeGa naar voetnoot(i), wier landen hy t'eenemaal verwoestte. Naderhand, waarschynlyk door zyne nieuwe vaart en het Meer Flevo, in de Noordzee gekomen zynde, overwon hy de Friezen, die beoosten de Zuiderzee woonden, en maaktenze aan het Room- | |
[pagina 59]
| |
sche Ryk synsbaarGa naar voetnoot(k). Van daar trok hy over de moerassen, naar de landen der Kauchen, die Oostvriesland en verscheiden' aangelegen' Gewesten in bezit haddenGa naar voetnoot(6). | |
[pagina 60]
| |
Ondertusschen naderde de Winter, wanneer Druzus naar Rome te rug keerdeGa naar voetnoot(l), van zins het volgend jaar den togt tegen de Germaanen te hervatten. Dit geschiedde, en toen bragt hy de Uzipeeten t'eenemaal onder 't juk. Vervolgens trok hy andermaal tegen de Sikambren, en door hun land tegen de Cheruscen, een Volk dat tusschen de Wezer en Elve woonde. In eenen derden togt, de Wezer overgetrokken zynde, poogde hy ook over de Elve te trekken; doch hy veranderde van gedagten. Sommigen verhaalenGa naar voetnoot(m), dat hem eene uitheemsche vrouw van meer dan menschelyke grootte verscheen, die hem beval zyne heerschzugt te bepaalen, te gelyk verklaarende, dat zyn leven ten einde liep. Doch men vindt hier van by Schryvers, die kort na Druzus dood geschreeven hebben, geen gewag altoos gemaaktGa naar voetnoot(n). Druzus dan, aan den kant der Elve, een zegeteken opgeregt hebbende, keerde weder naar den Ryn te rug. Op weg | |
[pagina 61]
| |
werdt hy van eene ziekte aangetast, die hem,Ga naar margenoot+in het dertigste jaar zyns ouderdoms, zeven jaaren voor de gemeene tydrekening, wegnamGa naar voetnoot(o). AnderenGa naar voetnoot(p) schryven, dat hy, door eenen val van zyn Paard, zyn been gebroken hebbende, op den dertigsten dag daar na, aan de ontvangen wonde overleedt. De Krygsknegten regtten, niet verre van den Ryn by Ments, een Praalgraf ter zyner gedagtenisse op; 't welk, in een opschrift, zyne Heldendaaden den aanschouweren vertoondeGa naar voetnoot(q). Ook werdt 'er een AltaarGa naar voetnoot(7) voor hem by Elzen gestigtGa naar voetnoot(r), alwaar hy te vooren eene sterkte gebouwd hadtGa naar voetnoot(s). Zyn lighaam werdt gebalsemd naar Rome gebragt, en deszelfs Assche, na 't verbranden, aldaar, met veel staatsie, in 't veld van Mars, begraavenGa naar voetnoot(t). Dit was het einde van hem, die, om zyne overwinningen op de Germaanen behaald, Germanicus gebynaamd isGa naar voetnoot(v). Wy hebben alle de Volkeren, door hem in | |
[pagina 62]
| |
Germanie beteugeld of t'ondergebragt, niet opgeteld: doch dat, onder deezen, ook de Kaninefaaten geweest zouden zyn, gelyk eenigen geoordeeld hebbenGa naar voetnoot(w), is ons uit oude Schryvers niet gebleeken. |
|