Anatomia. Dat is ontledinghe van den geestelycken mensch
(1622)–Frederik de Vry– Auteursrechtvrij
[pagina 254]
| |
Het xlviij. Capittel.
| |
[pagina 255]
| |
Al 't gene hy behoeft tot synder saligheyt. Ga naar margenoot+
Waer van hy door de hoop het vol besit verbeyt.
Soo dat de hoop gevoegt by 't geloof, doet op heven
Den geestelijcken Hals tot God na't Hemels leven.
Die recht staet, en is niet gebogen na der aert,
Is wit en rond, dat is, Godsalich vroom vermaert,
Staet vast, dat is, den mensch 't geloof en hoop doen blyven Ga naar margenoot+
Volstandich tot het eynd: 't mistrouwen doen verdryven.
So dat de Helsche Geest, noch het vleesch sondich quaet,
Dien hals oock door geen strick kan doen zijn desperaet.
Want de heylige Geest, door Christum ons verkregen, Ga naar margenoot+
't Geloof de stercke hoop in ons bewaert te degen.
Hier by komt oock de Neck; daer by na het vermaen Ga naar margenoot+
Ambrosij de deucht, der sterckte wort verstaen,
Het manhaftich gemoet; het welcke is kloeckmoedich,
Sterck in hoop door't geloof, in deuchden overvloedich.
Op welcke Neck de mensch het jock des Heeren draecht,
Van kints been aen met vreugd, stantvastich, onvertsaecht. Ga naar margenoot+
Want de herboren mensch heeft geestelijcke krachten,
Om op zijn Neck het jock des Heeren sonder klachten
Te dragen: Sal oock niet zijn Neck door overdaet
Vet maken, en geensins verherden obstinaet:
Maer die door maticheyt wel temmen en besnoeyen,
En die te maecken sacht, door ootmoet hem bemoeijen
Om Christi lieflijck jock te leeren dragen wel, Ga naar margenoot+
En gehoorsaem te zijn Gods heylige bevel.
Soo dat de nieuwe mensch gehoorsaem sonder klagen
Het jock van Christi Wet gewillich wel wil dragen.
Daerom o Christen mensch, laet doch u hals niet sijn
Door hoochmoet uyt gereckt, in geenderhande schijn
V Neck hert-neckich zy; die oock niet vet doet wesen
Door ongehoorsaemheyt; maer God oprecht wil vresen;
| |
[pagina 256]
| |
En bidt God dat hy u om Christi wil, doen wil
Een Hals van vast geloof, en stercke hope stil:
Op dat ghy mooght met God en Christo u hooft werden
Vereenight door't geloof; ten eynde toe volherden
In de salige hoop door een geloove vast,
Dat ghy niet door den strick der wan-hoop wort verrast:
Maer mooght in u gemoet door Godes Geest herboren
Geheel versekert sijn, dat ghy sijt uyt verkoren
In Christo: om u hoop door u geloof vruchtbaer,
In liefdes wercken goet te maken openbaer
Tot Godes lof en eer, om namaels te ontfangen
Het geen ghy hier gelooft, en hoopt met vast verlangen.
Der wan-hoop valsche strick door des gelooves kracht
Verbreeckt; en door de hoop vast op Godts goetheyd wacht.
Het mis-vertrouwen quaet wilt door't geloof vertreden,
Met Christi heyligh kleet u door't geloof bekleden:
Op de verdiensten groot Christi u hope stelt:
Want tegen dat u hooft, en vermach geen gewelt.
Het aengename iock van dit u hooft wilt dragen
Kloeckmoedigh op u Neck, oock in u ionge dagen.
Het lastigh sware iock van alle valsche leer,
Het iock der wereld quaet, des vleessches lastigh seer
Verbreeckt, en van u Neck wilt werpen; u begeven
Gehoorsaem Christi jock te dragen al u leven.
V Neck ootmoedigh buyght, wat dat u God op-leydt,
Want dat om Christi wil, u dient ter salicheyd.
Allerley jock is swaer, en lastigh; daer en tegen
Is alleen Christi jock seer licht, ia so gelegen
Dat het een hert beswaert, verlicht, ontlast, versacht:
En al is dat het vleesch en wereld dat veracht,
Nochtans de nieuwe mensch zijn Neck sal vlytigh voegen
Om dragen Christi jock gewilligh met vernoegen:
| |
[pagina 257]
| |
Want hy weet dat dit jock hem aenbrenght groot profijt,
Hem geleydt op den wegh der deughd; en hem bevrijt
Van den verkeerden wegh die tot den hel af-leydet,
Ja hem oock door het kruys tot Christi rijck bereydet.
|
|