Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 1773] [(Soñe volver hacia España.)] * (Soñe volver hacia España.) In mijn droom ging ik terug naar Spanje. Weer die duizend herinneringen! Welke torens kijken er uit Op die vreemde, hoge stad? Vuilnis van kleine steegjes, Weefsels van spinnewebben. Welk licht overspoelt het bolwerk? - 't Zijn de kaarsen van een kerkhof! Ik klim hoger. De ruimte groeit. De lichten gaan heuvelafwaarts. Woonplaats van gier en kraai. Ruïnes van tempels, paleizen. Zwevend van hier naar daar, Hoor ik een dierlijke drom: Bronst, benauwenis, honger? - De katten van 't grote bolwerk. Naar binnen! Hoe kan ik je vinden Zielig, aanhalig poesje? Waag jij je niet, triest en traag, Uit het vunzig-donkere midden? Of ben je een ander? Ik weet niet. Ik geloof... toch wel... heel misschien?... Geluk van het zoete gisteren... Waar ben je? Een hersenschim was 't. [p. 1774] Dode rede. Weer ben ik zoekend. 't Zijn roofdieren! Pijn vrees ik niet. Mijn liefste van al die jaren? Blinde hoop. Te veel licht om te zien. Dan een schok en alles wordt anders. Geen vet besmeurt meer de vloer. Een Gronings park wordt geboren, Waar alles naar lente smaakt. Het oude hout bot uit. Een echo antwoordt: ‘bot uit’... Een wandeling zonder einde... Ik zie verborgen plekjes... Nee: ik vergeet je nooit. Ach, kon ik je maar ontmoeten, Zelfs in zo'n vijandig bolwerk, Mijn allerliefste Morronja! Vorige Volgende