Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 1771] [(Mi Morroña zalamera,)] * (Mi Morroña zalamera,) Mijn aanhalige Morronja, Mijn katachtige vriendin, Ach, mijn liefje en mijn roofdier, Zo onstuimig en lieftallig, Ziek, wanneer het volle maan was, Furie, hijgend, waanzinwekkend... Maar... hoe zalig, ach hoe zalig! Ach, dat ik haar durf te schilderen, Die ik als herinnering meedraag: Een kortstondig wonderwezen, Blikken vanuit vreemde sferen, Mijn verrukkelijke chimaere... ‘Er was er eens...’ ‘Heel lang geleden...’ In mijn huis niet meer verwacht. En haar ziel? Ik twijfel, gis. Kan zij mij nog zien? Ik vraag. Smekend om wat geen begeerte En geen hunkering ooit bereikt En God nimmer toe zal staan; Denk ik, droom ik: kwam ze maar, Sterk en gaaf en helemaal... [p. 1772] Nacht, de grote troosteres, Kleurt de wolken her en der - Wat beweegt nu mijn Morronja? Alles breng ik weer op orde, In mijn bed maak ik haar plaats. Want opnieuw stel ik de vraag: Als God toch zo'n wonder deed? Kwam ze maar, ach kwam ze maar, Voor één ogenblikje maar... Vorige Volgende