Verzamelde gedichten
(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd[p. 1749] | |
Muziek en waanzinHans Andreus, voor mijn gevoel de beste der eigenlijke ‘experimentelen’, had zich in een sonnettenbundel op een verkeerde (d.w.z. slappe) manier bewogen in reactionaire richting. Dit ging mij te meer ter harte, daar ik een wezenlijke, levenskrachtige reactie hoog nodig oordeel. De revolutie, grotendeels pseudo-revolutie, mergelt zichzelf uit; het eeuwige streven naar vernieuwing wordt een summum van gewoonheid. Zo werden al zijn Sonnetten van de kleine waanzin aangekondigd als ‘een poging tot vernieuwing’. En wel in een betoog (op de binnenflap) dat klinkklare onzin was, en door mij als zodanig werd onderhanden genomen in ‘De Nieuwe Pers’ (Haags Dagbl., 17 aug. '57). Ik wees daarbij op een vroeger gedicht van Andreus dat ik ‘onvergelijkelijk beter, lichter en zuiverder’ oordeelde dan Paul van Ostaijen's ‘Rijke armoede van de trekharmonica’. Ik citeerde dat gedicht van Andreus, en hier citeer ik het nogmaals:
Spel
Wie weet van het spel van het kind en de vrouw
het kind en de vrouw zijn op zoek naar pauwblauw
maar het kind vindt lichtgrijs en de vrouw vindt lichtgrauw
en de vrouw is het kind en het kind is de vrouw.
Wie weet van het spel van het kind en de vrouw
het kind en de vrouw zijn op zoek naar vuurrood
maar het kind noch de vrouw vindt het rood dat het wou
en het kind en de vrouw vinden samen de dood.
| |
[p. 1750] | |
Vijf dagen later zond Andreus mij bij wijze van antwoord een variant op zijn eigen gedicht:
Spel
Wie weet van het spel van kritiek en poëet
De Vries zegt wat hij weet wat Andreus niet weet:
wat toen was was winst en wat nu is verlies
dat zegt niet Andreus maar Hendrik de Vries.
Wie weet van het spel van poëet en kritiek
een beetje meer Waanzin wat minder muziek
dat zegt niet De Vries die al zei wat hij zei
maar Andreus wel zo eigenzeglijk als hij.
Per kerende post zond ik hem het volgende (dat, enigszins tot mijn spijt, onbeantwoord bleef) - Hierbij werd nog de volgende noot van Hans Andreus geplaatst: Ik kan hieraan toevoegen, dat ik destijds nìet geantwoord heb, omdat ik niet geloofde een reeks van Naspelen, Tegenspelen en Tussenspelen te moeten bestendigen: De Vries' opvattingen over ‘muziek’ en de mijne staan, denk ik, te onverzoenlijk tegenover elkaar, ondanks het geciteerde gedicht, dat dan ook nog het (van mijn zijde bezien) al te pretentieuze ‘patroon’ voor een dergelijk poëtisch steekspel zou zijn. |
|