Daar klonk een stem vanaf de vluchtberg (p. 1528)
Dit gedicht werd in Het Vrije Volk (1948) geplaatst als slot van een ingezonden stuk door Hendrik de Vries van de volgende inhoud:
Hans Redeker doet in het tweede nummer van Wierde een aanval op mij als criticus van Het Vrije Volk, onder de titel ‘Het Verwoeste Hoekje’ (variant op de naam van mijn huis: ‘'t Woeste Hoekje’). De eerste regel doelt op mijn dichtbundels Atlantische balladen en Tovertuin:
In Tovertuinen en een ruim Atlantis
Dacht ik de ziel die rijk elk vers regeerde.
O dode droom, nu 't beeld in hem verkeerde
Wiens kleine wrok het bitter voer der krant is.
Blijkbaar vindt men het nodig, het fabeltje van mijn ‘wrok’ te verbreiden, om zich tegen gegronde kritiek veilig te stellen. (Zie H.V.V. 7 okt j.l.; het gesloten debat ware elders voort te zetten; het best in een groot tijdschrift.)
De zielkundige en culturele problemen, waarvoor Hans Redeker ons plaatst in vier versregels, meen ik in acht regels te kunnen oplossen -