Iberia (1964)
Op een door de uitgever verspreid prospectus stond de volgende toelichting door Hendrik de Vries:
Ik meen dat in mijn versmuziek ‘tremolo’ en ‘martellando’ veelal overheersen, en dat briljante klankwerkingen mij vaak even onmisbaar zijn als castagnettenvirtuositeit in flamencodansen.
Dat geldt ook voor mijn cyclus Iberia. Deze kenschetst mijn persoonlijke verhouding tot Spanje in de tijd van mijn jaarlijkse reizen daarheen (1924-1936), toen dat land, zelf één enorme paradox, mijn besef omtrent eigen innerlijke tegenstrijdigheden verlevendigde. Een obstinaat weerkerend motief, tot in de lichtere ‘allegretto's’ is het gevoels- en gewetensconflict, verbonden aan ‘la fiesta nacional’: die magische en tragische contrapuntiek van het furieuze met het precieuze; symbolisch voor de dwangtoestand genaamd ‘inspiratie’.
Ik noem die periode van mijn reizen ‘voor geen herhaling vatbaar’. Afstand, ook ten gevolge van veranderingen in mijzelf, maakte evenwel déze herschepping pas ten volle mogelijk: deze omvorming en afronding mijner herinneringen tot een poëziereeks.