Distels en aloë's van de Iberische volkspoëzie (1951)
Voorin de bundel staat de volgende toelichting door Hendrik de Vries:
Het genre van de Spaanse ‘copla’, verwant aan de Indonesische ‘pantoen’, heeft de laatste twintig jaren, sedert de verschijning mijner Spaanse volksliederen, ook in Nederland zekere bekendheid gekregen. De ‘copla’, doorgaans, maar niet uitsluitend, het werk van onontwikkelden, vaak van analfabeten, is 'n afzonderlijk zangcouplet, in zoverre: dat het een artistieke eenheid vormt, een gedicht op zichzelf, al komen aaneenrijgingen tot reeksen, op iets andere wijze dan bij de ‘pantoen’, eveneens voor. Doch allesbehalve ‘afzonderlijk’ in zoverre: dat welhaast elke ‘copla’ naar voorbeeld van andere, en uit brokstukken van andere, schijnt opgebouwd. Hoe beslissende, hoe bezwerend-beslissende indruk de tekst ook mag maken, zij is een variant-van-varianten. De vertaler behoort rekening te houden met dit karakter: zich niet krampachtig vast te klemmen aan de tekst die hij toevallig ontmoet heeft, maar te herscheppen in de geest van de algemene tradities. Deze woorden mogen wat zwaarwichtig klinken met betrekking tot het ‘stekelige’, deels plebeïsche materiaal dat ik hier bijeen bracht, echter gelden hier dezelfde wetten als voor het schone, soms verhevene, dat deze volkskunst eveneens oplevert. (Men zie de genoemde Spaanse volksliederen, die dit jaar herdrukt worden, en een deel van de bundel Coplas). Distels en aloë's is hoofdzakelijk ontleend aan een volk dat zich niet alleen op zijn koppigheid laat voorstaan, maar ook op zijn bruutheid, nl. de Aragonezen. Juist wegens dit opzettelijke, dik opgelegde, moet men zich wachten voor te weinig vleiende gevolgtrekkingen. Voor ingewijden merk ik nog op dat de drieregelige copla-vorm, die eigenlijk in Zuid-Spanje thuishoort, bij mij, in dit geval, hier en daar gevolg was van het concentratieproces waartoe een vertaling, wellicht uit instinctieve
vrees voor verwatering, zo gemakkelijk leidt.
Bij blz. 882 teken ik aan dat ‘niets hebben om er dood op neer te vallen’ de gangbare zegswijze is om uiterste armoede