Tweeling-gedichten werden steeds naast elkander geplaatst. Hieronder zijn te verstaan: gedichten die buiten alle opzet om gelijke vorm en grootte kregen, hetgeen eerst bij het neerschrijven bleek, daar zij doorgaans in volslagen duisternis, en anders ook meest zonder papier, werden gevormd en voltooid. (De slaap heeft aan dit scheppingsproces een veel zeldzamer en veel geringer aandeel dan dikwijls is beweerd, blijkbaar door vèrgaande overdrijving van wat ik als uitzonderingen verhaalde.) Enige der zwoelste en donkerste dezer verzen verschenen als vóóruitgaafje onder de naam Robijnen, in het verborgene, tijdens de bezetting, door ‘De Bezige Bij’ verzorgd.
Enkele van lichter, speelser genre, Slingerpaden, door ‘De Vuurslag’, waar ook een Danslied (‘Liefste kom...’, blz. 728-729) afzonderlijk werd uitgegeven. Afgezien hiervan is de bundel geheel nieuw.
Bij de voorpublikatie van de gedichten met de beginregels ‘De vader stierf, toen de moeder’ en ‘Peter de kabouter’, onder de gezamenlijke titel ‘Sproken’, in de bundel Novellen en gedichten (Boekenweekgeschenk 1941), plaatste Hendrik de Vries de volgende voetnoot:
Al hebben deze ‘Sproken’ het karakter van Spaanse volksliederen, het zijn geen vertalingen. Wel is ‘Kabouter Peter’ gedicht op een Andaluzische melodie, moderne verbinding van ‘Zambras’ en ‘Soleares’ (twee zeer verschillende gitaanse dansen), en vooral geïnspireerd op de ontroerende stem van de blinde ‘Niña de la Puebla’ (Lolita Jiménez), die aldus haar ‘Agüelo Curro’ (grootvader C.) zingt. Mijn tekst heeft met het oorspronkelijke alleen de muzikale bouw gemeen; daardoor ook de plaats, die de eigennaam inneemt.