Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 1657] Ik roep u vanaf een muur * Luister, broeder, ik roep u luid, vastgeslagen aan een muur waar de duisternis 't nest met onguur broedsel heeft gevest. Hier bleef toch, als een kruid dat uit een rotsreet wast, mijn stem onaangetast: zij die haar vlag nooit bespoog noch ooit haar schouderen boog, nooit in haar liederen loog noch boze Nacht binnentoog. Twintigmaal zong de lente, en vervloog. In ketens de gloed van mijn bloed. Mijn vleugels geprangd in een klem. Nu roept, zonder traan, mijn stem om u; mijn tong een kwetsuur die gaat branden als een vogel van vuur voor uw raam. Geen dag langer, vriend. Neen, gedoog niet meer de blaam van die blinde kerkerwanden, zoveel uitwegloos licht, zulke deuren, steeds dicht voor mijn oog. [p. 1658] Mijn hart zet op u zijn hoop, verwacht uw woord; woedt met het getier van een sterke, in zijn loop verstikte rivier. Naar Marcos Ana Vorige Volgende