Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 1609] Antwoord op antwoord Een polemiek op rijm * Aan A. Marja Ik, hendrik de vries, verbolgen Wegens lang hinderlijk volgen Door marja, met rariteiten Die hij verkondigt als feiten, Verzoek bert bakker van Maatstaf: - - Sta mij thans een weinig plaats af, Dat ik hem plechtig ontvlooi - Als naar gewoonte: in een vers - Deze a. marja (Theo Mooij), Schuldig aan mijn zot portret, Gezet op de Arbeiderspers, Geborgen in 't kabinet ‘Buiten het Boekje’ ('t mocht heten: ‘Tegen eigen beter weten’). I Tot eigen glorie gaat hij ‘buiten 't boekje’. Volijvrig past hij mij zijn apebroekje. Bedrog en waarheid: goochelen en sollen! Hij fidelt, waar hij kruisen kent noch mollen; Danst ná; helaas: een weinigje te log; Vertoont bedenklijk deeg uit eigen trog Als drab van ‘Tovertuin’ of ‘'t Woeste Hoekje’, Doet veel oudbakken bollen uit zijn doekje, Maar, of ook 't volk nieuwsgierig aan komt hollen, De reuk verraadt hem toch: Marjaanse knollen! [p. 1610] II Voor Marja's kwaal verwacht ik geen genezing. Het helpt mij niets, hoe vaak ik hem herhaal: - ‘Nee: nooit hield ik in Amsterdam één lezing! Nooit stelde één mens die vraag: in welke taal Ik sprak. Nooit was Da Costa 't onderwerp; Noch in Den Haag, noch elders. En dat scherp Gezegde, toen een jood zijns broeders vilders Kwam prijzen, uitte ik in een kring van schilders, Dus geen ‘vooroorlogse vergadering Voor hulp aan Duitse joden’. - Ik beging Geen zotternijen zoals Marja 't voorstelt; Gun hem, zolang 't een grofbesnaard gehoor geldt, Zijn zelfreclame, gun de kleine man Genoegens, maar verwens 't armzalig plan Waarop hij mij van Slauerhoff laat spreken. 't Is niet mijn stijl: zo wil ik niet bekeken, De lompe schutter kieze een andre schijf. En wat betreft mijn trouwen: 's mans bedrijf Is hier te zeer doorzichtig, zelfs voor leken. Voldoende was reeds lang, uit krantgeschrijf, Zijn kinderachtige ergernis gebleken. III Vergeet het! Basta! Laat hij verzen kweken, Kritieken schrijven en onthouding preken. Maar, wil hij mij na dit krakeel te lijf: [p. 1611] Dan: ook in verzen! op elk metrisch wapen Dat hij verkiest! Ik deed het nu wat stijf In jamben: de gewone vijf, geschapen Voor die sonnetvorm waar wij vast bij slapen, Maar alles mag hij rapen tot verweer, De schat ontwoekrende aan 't miskend Weleer, Gelijk wie zilver in paleizen kapen: - Trocheeën, anapesten en dactylen Of amphibrachen, en wie weet wat meer; - Mits minder tot succes bij brakke zielen, Mits minder ondoordacht fantast, meer heer. Vorige Volgende