Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 1517] ‘Rendez-vous met een Remington’ Gedichten door Reinold Kuipers * Reinold Kuipers, mijn vroegere buur (Zie hierover ook zijn commentaar) Noemt zich rustig: ‘Een hekelaar’ Maar dan een ‘waarlijk zonder vuur’. Als hij 't zegt, is dat zeker waar. Toch bestaat hier een grote ‘Maar’, - Dat men zelf zich voor zwakkeling verklaar, En 't getuignis de wereld instuur Wordt een kuur die verveelt op de duur. De verzen zijn voor onze tijd Nog 't meest kenmerkend wegens het feit Dat, ondanks hun mismoedigheid, Zij toch vérzen, vaak gaaf, zijn geworden. Ze bewegen zich meest in de sfeer Der misdeelden en uitgedorden. Mensen zijn hier als druipende planten Bij motregen of nevelig weer. Met verscheidenheid van varianten Komt het altijd op 't zelfde neer: Dichten is een soort lanterfanten, Toch is dichterschap wel een eer. En ik denk: Reinold Kuipers behoort Tot de besten-mee van zijn soort. Nooit opgeschroefd, nooit hoogdravend, Door de woelige wereld gehavend, Door zichzelf stil en traag vermoord. Luister naar deze ‘Stad bij avond’: [p. 1518] Men noemt het stad. Het is een visioen Van natte asfaltstraten en plantsoen En een gevangenis voor wie het wagen Te breken met bun wetten van fatsoen. Men noemt het stad en doet er daags zijn plicht En met een nette lach op zijn gezicht Spant ieder er zijn listen en zijn lagen. En als men tijd heeft schrijft men een gedicht. Deze strofe-vorm: 't Oosters kwatrijn Staat gewoonlijk als één vers alleen, Toch bewees reeds Eric van der Steen In zijn Droesem, hoe goed hij kan zijn Ook als deel van een vrij los geheel. (Hier bedoel ik de bundel Droesem Die in '33 verscheen: - Een wolk violetblauwe bloesem, Droevig en sereen!) Maar meestal, straf-geslepen juweel, Blinkt hij meer buiten 't snoer dan daarin. Starre klankbouw begrenst het meer soepel Denk- en voorstellingsbeeld, als een hoepel Om een ton. 't Is een kleine koepel Die zich rond en volledig welft, ‘The X Isle’ werd volstrekt niet verminkt Door 't wegsnijden der tweede helft; 't Bracht integendeel enkel gewin: [p. 1519] Verbannen worden door de boot te missen, Dat is het lot der altijd ongewissen. Zij talmen tot de laatste fluit verklinkt En blijven levenslang de reden gissen. Zij zien hoe aan de einder 't schip verzinkt In onbereikbaarheid en even blinkt Dan wel het leed in hun bezeerde ogen. De zeewind droogt het, eer 't is weggepinkt. Hieruit blijkt hoe de stroom, ook bij Reinold Kuipers, beter tot één kwatrijn stolt. Rendez-vous met een Remington! Weer een dichter die 't leed belijdt Van een lege, troostloze tijd, Zich wellicht aan de kale muur Van zijn armoe te duldzaam vlijt, Te koelbloedig ook werkt met het zuur Dat in 't merg van de wereld bijt, Maar de goedige raad: ‘Zoek de zon’ Wel zou volgen, wanneer hij kon. Vorige Volgende