Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 1443] Tegen de liefde * Dolzinnig jonkman: zo gij Dit wereldstrijdperk betreedt - Uw spies in de hand gereed, Uw mantel over de schouder, De zekerheid in de voeten, De zorgeloosheid in de ogen - Werp eerst uw blikken terzij: Dra zult gij 't gezicht ontmoeten Van deze arglistige Stier Die, sterk als de Dood, en ouder, Ontsprongen aan 't oeverloof Langs Eden's frisse rivier, 't Verderf op de wereld neerzond; - Geen koningen konden hem temmen, Geen kluister kon hem omklemmen, Geen brandijzer drukte 't kenmerk Op hem, wegens moord en roof: Hier faalde ook 't vermetelst pogen. Een jongling die hem te weer stond En trots, voor zijn brullen doof, De mantel over hem heensloeg, Betaalde 't met kerkerstraf, Met smaad en schande, door laf En vals getuig'nis verraden. [p. 1444] Wie hem de naam ‘Liefde’ gaf, Bij hem zelfs beschutting zocht, Aanschouwde nooit hem in 't renperk, Noch waar hij zijn offers heendroeg, Want wie hem kent uit zijn daden Spreekt van ‘Venijn’ en ‘Gedrocht’. Vorige Volgende