Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 1393] Droom * Nog mijm'rend vragend wat zij had gesproken Betrad ik 's nachts opnieuw de trappenstraat, In stadslicht bleek gebaad, in sneeuw verdoken. Een venster blonk, maar nergens haar gelaat. Beneden gleden waag'nen zonder dreuning, Dreef murm'lend zwart van mensen af en aan. 't Bordes lag blank met blank-bevrachte leuning. Door 't smetloos laken was geen tred gegaan. De sleutel had het zwijgen zwak verbroken Maar niets weerklonk in die befloerste gang. Ik vond een kamer, heb daar licht ontstoken, En wachtte, stom en roerloos, urenlang. Ik zag nog achter gaas de schoorsteendaken, De muren, soms bestreken door de maan. Toen hoord' ik weer de sneeuw van schreden kraken. Daar kwam zij. Wilde huivring greep mij aan. Mijn hart verkromp, met plots-verstomd gehamer. Ik wist mij stellig in mijn vlucht bespied. ----------------------- Een spiegelwand weerkaatste gans een kamer. Ik schrok: Ik vond mijn eigen beelt'nis niet... Vorige Volgende