Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 1159] [Een jonkman die zich liet wijden] * Een jonkman die zich liet wijden Tot priesterschap, meende plots Toch 't volle geloof te missen In meerdere geheimenissen. Hij moest zijn twijfel belijden. Zijn beschermer, steeds met Gods Raadsbesluit vertrouwd, sprak trots: ‘Gij moogt niet opnieuw beslissen! Uw eenvoud ken ik te wel. De duivel, vervloekte sfinx, Misbruikt uw ootmoed zeer slinks. 't Is gruwelijk arglistig spel. Gij kunt u snel vergewissen. Beschouw mijn wenk als bevel. Ga naar Maria's kapel Waarheen ik u vergezel. Kniel voor Maria's altaar. Stort uw onrust uit voor haar. Ik geef u mijn plechtig woord Dat zij uw bede verhoort, Ja, mede door mij geschoord Met een bede uit eigen mond Tot ogenbliklijk herstel.’ Zij gingen, te kwader stond. Zij kwamen voor 't altaar staan, Staken daar waskaarsen aan. ‘Kniel nogmaals. Volg mijn vermaan Dan eindigt ras uw gekwel.’ Hij waagde, 't oog op te slaan. Maria! Hoe schoon! Hoe blond! [p. 1160] Maar na de allereerste blik Overviel hem doodse schrik: Ben ik reeds 't verderf ten buit? Gesmoord en hees bracht hij 't uit: ‘Vrouw die heerst op 't wereldrond Wijl uw Schepper Zelf u zond: Zijn slavin! Ach, wat gewin Houdt uw dienst, uw ijver, in? Wie op 't Niet Zijn werken grondt Vest met mensen geen verbond; Wie geen eind kent noch begin Weet van doel noch ziel noch zin.’ Zijn leermeester, gram, verstoord, Stond bevend, met straf gestaar, Dacht: ‘Ketter, besmet, vergoord, Schuldig, als aan lage moord!’ De ketter werd volk gewaar: Een vroom-verontruste schaar. Vertwijfeld vlood hij van daar. Helaas: nergens opgespoord. ‘Hem vond geen mens en geen hond.’ ‘Alsof hem de hel verslond.’ Hemels, onvernederbaar Bleef Maria, schoon en blond. Hun kaarsen brandden stil voort Maar werden plots brusk gedoofd. De leermeester moest wel zwijgen Doch maakte overijlde haast Gods vergeving te verkrijgen Voor 't wonder dat hij verdwaasd [p. 1161] En lichtvaardig had beloofd. Bij des biechthoks binnentreden Stiet hij 't eerbiedwaardig hoofd, Heeft geen redding afgebeden: Lag verdoofd, van spraak beroofd, Is besefloos overleden. Vorige Volgende