Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 1156] ['t Kind ging 's nachts weer aan de dool,] * 't Kind ging 's nachts weer aan de dool, Zocht wat zich bij dag verschool, Vond veel vreemds in kasten, kisten Waar zijn vriendjes niets van wisten, Pakte en stemde een soort viool: Strak met koord bespannen zool, Streek een wijs die zo ging klagen Dat hij 't zelf niet kon verdragen. Maar hij zou zich verder wagen! Verder! Over elke grens! Hij was vrij! - Na deurgeknars Tussen beelden, bleek en bars: Donkre zolders. Feestgewaden. Telkens tafels, rijk beladen. Vrachten speelgoed. - ‘Vast voor mij!’ In een mantel, vaal gekleurd, Sloop een grote pop voorbij, Groter dan een flink groot mens, Maar een hoofd als hout, vol hars, En de mond wijd open, dwars In de wangen uitgescheurd. Dansers daar, een lange rij, Werden door die pop gekeurd, Eén voor één stil meegesleurd, Rondgeslingerd, opgebeurd, Heengelegd, met klei besmeurd En bestrooid met zaden. Door gesnik, geschrei, gedrens Ging zich 't kind verraden, Hijgde en gilde: ‘Is 't nu mijn beurt?’ [p. 1157] 't Monster grijnsde. ‘Wat zou 't schaden? Alles krijg je naar je wens. Ruik hoe fris de modder geurt. Niet gejammerd, niet getreurd. Lustig 't oude lied geneurd: Ik en jij zijn kameraden.’ Vorige Volgende