Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 1154] [Wegen, in schaduw verzonken.] * Wegen, in schaduw verzonken. Verward af- en opwaartskronken Van avondgoud schaars doorblonken. Wortelstronken. Stamgedrang. Geen woudroep. Geen vogelzang. Kortstondig stortbeekgebruis. Dan steil opgetorend gruis Voor wolken vol tovergloeden. Gevaarten, met bos bekroond, Getint van zonsondergang. Mij was een hoog huis getoond, Afziend op schuimende vloeden. Ik vond het, maar moest mij spoeden. 't Werd schemer. Ik ging vermoeden Dat ik daar eens had gewoond. Vertrouwde tuin! Ik trad binnen. Ik voelde diep zwijgen broeden, Vernam weer 't verwijderd woeden En moest mij opnieuw bezinnen. Toen kwam zonder zweem van dwang Uit aarzling van bang verlang Een heugenis, innig schoon; Hier heerste ik, een vorstenzoon. Hier streelde als een zomergeur De weelde van goed beminnen. ‘O, mocht ik mijn rijk herwinnen! Ja, daar: voor 't laatst, bij die deur Waar pluisplanten webben spinnen Om stenen stilte-godinnen, Daar hebben wij saam gestaan. [p. 1155] Toen ving ons droef afscheid aan. Toen moest ik een reis beginnen Door woestland, hier ver vandaan.’ Vorige Volgende