Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 1072] [Bij avond kwam volk rondom] * Bij avond kwam volk rondom een zanger, kalm en eenvoudig. Naglans uit een wolk brak goudig 't zwaar grijs van een donkre dom. Hij zong: In Flora, bij nacht, gebeurde 't, waar uitgelaten feestvierders al 't leed vergaten dat veel-te-licht leven bracht. Ik speurde hun rijen rond, zag toen hoe een vrouw daar stond, gebogen, bleek en verslagen, maar hemelschoon. - Zou ik wagen die vreemde bij mij te vragen? ‘Ach,’ sprak zij, ‘kus mij de mond! Kus mij de mond! Want zo bang zo wrang de gedachte aan dagen wier heugnis mij wreed blijft plagen, wier vreugde ik terugverlang, zo droef, bij muziek en zang! Kus mij de mond, en bereid om al wat ik heb verloren, versmeten en afgezworen, voor één uur vergetelheid! Om hem wie ik zou behoren!’ - Wee mij, door haar stem gevleid, wee mij, na zo wulpse klacht haar toegevend, ondoordacht! Verdwaasd bij verdwaasde pracht! [p. 1073] Vergif in die kus doorgeurde geheel deze dolle nacht vol van een mij-vreemde macht: bergstroom, die mij nedersleurde, als wie, naar een dronk versmacht, zich al te diep had gebogen. Ik hoorde: ‘Ik heb maar gelogen: heb naar jou alleen gehaakt.’ Nog zie ik haar mond, haar ogen. Die kus, gretig ingezogen, daaruit is een liefde ontwaakt. Vorige Volgende