Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 1069] [Daar groet mij de jonge man] * Daar groet mij de jonge man die gister zich tot mij neeg en huiverde en hijgde en zweeg. Hij broedt nog op 't zelfde plan. Hij wil mij nu werklijk spreken. Ik sta hem gretig te woord. Hij aarzelt, maar, aangespoord, laat hij zijn verdriet losbreken. Er dreigt in zijn fluisterstem iets als 't begin van een gil. Ik voel wat hij zeggen wil, maar 't hapert. Hoe troost ik hem? Zijn kruisweg: 't bekend verhaal. De teerheid van schuw verlangen in strenge zeden gevangen. 't Afgunstig verboden maal. Begeerte als een boze kwaal een zwarte schande verborgen: een dier dat men graag zou worgen maar 't gromt bij elke ademhaal. Heb ik eigen innige belevenissen, haast even lichtschuw, nu in ruil te geven aan die half krankzinnige? Dat wil ik, maar 't blijft bij pogen. Vol wanhoop ontsnapt hij mij. Geen echte weerklank mag blijken als ik zeg: ‘wij zijn gelijken.’ Ik volg 't gedwaal van zijn ogen, die zien toch alles voorbij. [p. 1070] 't Gesprek maakt een demon vrij die hem naar zijn kamer dwingt en in zijn kamer bespringt. Vorige Volgende