Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 1027] [Bevriend volk in trage trein] * Bevriend volk in trage trein bij 't stage refrein van kloppen en horten, en dan weer stoppen. Door ziedende sfeer verlengen woestgronden hun loom gedein. Zie reeksen vlakronde toppen op vliedende reeksen volgen, zich met hen in 't vage mengen. Stoomstuwing en fluitstoot zijn de bergwind gelijk: verbolgen adem van schroeien en zengen. Gespikkel, zo nietig klein daarginds achter nevelwazen waar zeker nog kudden grazen. Die wolk zal geen onweer brengen. 't Gesprek verdwijnt in 't verdwazen van een groezlig droombegin... Een gang tussen ijzermazen. Gruizels: marmer, gips. Een spin weeft sluiers om een godin... Plots wakker. Schokken en slieren. Luid gieren door tal van kieren. Een slungel, schooierig, schraal, voddig omlapt, geeft signaal. Ja, stellig moet uitgestapt. Wij, lang tussen volten in van eieren, kippen, lammeren, bij kindergelach en jammeren versmolten tot één gezin, wij gaan met valies of baal [p. 1028] in optocht langs loods en paal. Wel dienaars hier, maar geen bazen. De autobus, vaal overkapt, een gedrocht in kevervorm, dreigt ons, verpapt saamgedoken, gaar te koken. De bestuurder kijft met een kussensverhuurder, drijft hem ruw terug, en trapt afrit. - Gedaver van staal. Staag-rammelende uitkijkglazen. Steeds reden, alarm te blazen. Verdubbelde hittestorm. Traag stijgen. Steil dalwaarts razen. Panorama's, naar enorm zwerk, in brand van zon ontstoken, zwenken, bij rukkend gezing. Door 't rustloos geratel spoken woorden: half herinnering half gehoorbedrog. Ik dwing mij tot luisteren. Die taal die vol trilling wordt gesproken rolt met Spaanse nadruk. Dan is de waarheidsban doorbroken. Alles onbestemd verhaal, zinloze omrit, blind gedwaal zonder doel en zonder plan. 't Besef, niet voor de eerste maal, doorflitst mij, dit ogenblik: Hoe duidlijk toch 't land, waarvan wij lazen, mijn broertje en ik, [p. 1029] in 't oud bovenhuisje... O schrik, wat oven flakkerde en laaide? Opzij, dat log ossenspan!... Bruin rotspuin rent langs de ramen. Rulle kloven schoven samen, maar uit wervlig-overwaaide telkens wijd-van-een-gedraaide tintelende ruimten, kwamen soms al pleisterplaatsjes. Namen voor schone toverprinsessen aan weeldrig ombloeide vijvers waar herten hun smachting lessen. Vul hier bij de put uw flessen! Gehuchten, tussen cipressen cactus-of-aloë-messen stoffig als muilezeldrijvers. Nu lijkt mij 't ver Noorderland malse sla, sap-overgoten, Spanje een runderlap, doorschoten met strengen vanaf de rand. (Ik denk aan die rest, gesloten in mijn kleine biezenmand.) De stad eindlijk daar; de zon gevlucht achter damp en stoom. Geen schemer, geen vage schroom houdt vreugde en jubel in toom. Wat kansrijke tocht begon! Drie eeuwen sinds Calderón bleef 't leven immer nog droom. [p. 1030] De mindrende spoed ontmoet een stroom van feestlijk gewoel. Veel kindren. Een ruiterstoet. Mijn reis vindt ook hier zijn doel: Die geur, zo bedwelmend zoet van echt innig thuisgevoel. Vorige Volgende