Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 993] XXIII * Ze gingen in Hamburg en Harlingen scheep, Kwistig toegedeeld boven behoefte: Nieuwe goedren tot sterking van Groningens greep Op 't vroomheid veinzend geboefte. Munsters kerkheer zag vrachten die heen en terug Steeds buiten schootsafstand voeren, Stuurde krijgers naar Auwerderzijl, Ruiserbrug, Doch die bukten voor schutters en boeren. De beslissende plaatsen weerzijds van de Stad! Op Delfzijl had hij 't eerst moeten doelen, Dan op Auwerderzijl, vóór 't werk áán werd gevat Waar hij nu in verhoopte en al deerlijk mee zat. Munsters bisschop, hij raakte in de val als een rat. De oorlogzuchtige heer had zich zeer overschat. Eindlijk mocht, wie de eenvoudigste wijsheid vergat, Slechts de woede der wanhoop koelen. Munsters bisschop, die alles toch wist en kon! Hoe zijn helpers hem smekend bezwoeren Af te zien van een plan waar hij niets mee won! Steeds vergeefs, daar hij steeds op vergelding zon. Hij beschuldigde 't weer: 't was of 't najaar begon. Hij besloot: elke springlading in 't kanon Tot verdubbeling op te voeren. Vergeefs, of hij nogmaals werd aangezocht, Hij bleef star van eender gevoelen. En 't gevolg? In een deerlijk verregende krocht, Zodra 't wonder van 't nieuw krachtkanon was volwrocht, [p. 994] Hing gebarsten 't na-rokend verschroeid gedrocht Waar hij nauwlijks één ver-dragend schot mee kocht. - Vijf doden, bij vuilrode poelen. Vorige Volgende