Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 985] XVII * Bij trompetgeschal werd nu bekendgemaakt, Bij trommelslag rondgeroepen, Hoe kolonel Broersma zijn plicht had verzaakt, Zich verkocht had aan 's vijands troepen, Hoe hij Deventer speelde in de Munsterse macht, Aldus goed en bloed verbeurde; Hoe hij zonder verbidding werd omgebracht Zo men ooit hem hier binnensleurde. 't Wekte een oploop van ijveraars. Waarheen te gaan? Naar een der Martiniramen! Veel geschilderde wapens: - Broersma bovenaan! Daar dromde 't volk onder samen. Een man laadde zijn roer, maar hem weigerde 't schot. Een andre, in de Hoofdwacht gelopen, Greep een piek, stiet het glas uit. - Gehuil van genot. Maar de vijand ging voort met slopen. Hoor! Deze inslag! Kon dat aan de Vismarkt zijn? Ja! Tot zelfs de noordzij! Bij heer Tammen, Secretaris der Stad! - Nu gegil van pijn. Dak en zolder in stof. Geen vlammen. Alle vloeren doorbonsde die gruwlijke last. Na 't alom-afdaavrende ontploffen Bleek in haar hoog salet een geliefde gast, Een jeugdige schone, getroffen. [p. 986] Een der schuldeloze offers! Ongunst van 't lot! Wie zal ooit zijn raadsels doorgronden? Op 't Bourtangefort waakte Johannes van Prott, Zijn vrouwe stierf hier aan haar wonden. In de A-kerk, 't zelfde plein, die nog 't voorgaand jaar Zijn toren door brand had verloren, Trof een bom de bestuurskamer. 't Wassend gevaar Dreef ook t volk dier aanzienlijke buurtschap van daar. Eender onheil scheen elk beschoren. Vorige Volgende