Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 968] V * De bisschop van Munster sloeg eens 't beleg Voor Munster, om 't volk te knechten, Toen vaagden de Staten diens moedwil weg Tot schuts der heiligste rechten. Rampzalig, verkommerd bisschoppelijk volk! In modder begraven slaven! Dat Holland het sleurde in deze onheilskolk! Dat zijn legers 't geen steun meer gaven! Holland wette die dolk die zijn rug doorstak: 't Munsters volk, verrukt om zijn bijstand, Innig dankbaar, werd plots, toen die hulp ontbrak, Zijn meest verbitterde vijand. Bij de hoogste nood schond Holland zijn woord, Men bonsde aan rotsvaste deuren. Dit opende Munsters bisschop de poort, Somber voorspel van boos gebeuren. Friesland wenste gewapenderhand ontzet. Zeeland sprak: ‘Beschaam niet haar hopen, Schend niet uw belofte: die Stad moet gered, Of haar bloed komt op ons gedropen.’ Holland weigerde aldus: ‘Men begint geen krijg Tenzij door de bondgenoten Eenstemmig besloten!’ - Gedraal en gedreig. Toorn van 't volk, om 't bedrog der groten. [p. 969] Waartoe vocht zich ooit Holland uit boeien vrij? Met gedrag, wars van wet of regel, Hechtte Holland aan dwangzucht, aan woestaardij, Aan rechteloosheid zijn zegel. Bernardt, bisschop van Munster, schandvlek van zijn kerk, Door zijn onderdanen gescholden Voor dronkaard en schurk: - doem vervolge zijn werk, Zijn schuld zij hem zwaar vergolden. Vorige Volgende