Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 965] III * Stad en Lande waren, geen honderd jaar Verenigd, ver van eendrachtig. Toen kwam 't onheilsjaar, 't nimmer gedroomd gevaar. Men stortte onstuimig en jachtig In verwarringen, tot geen verdediging klaar: Een viervoudige vijand was plotseling daar, En menigvoud overmachtig. Helaas, men verbroedert zich - tegen elkaar! Al dat haten en dat verfoeien, Steeds ten hevigste in twist op twist openbaar, Week bij vrees voor des vreemdlings boeien: Frankrijk, Engeland, Keulen en Munster! Te groot Was de rampspoed: een vloed waar geen sluis voor sloot, Geen man tegenop kon roeien. 't Volk riep om Oranje! Een gebed uit nood! Schoon in Holland verzet bleef broeien, 't Was onstuitbaar! - Hoe viel, zonder slag of stoot, Burg en veste, eer 't geschut kwam loeien? Boven 't breidloos tumult gloorde 't morgenrood. Uit een eendracht, gelijk Willem Drie gebood, Moest uiteindelijk toch de Eenheid groeien. Vorige Volgende