Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 953] [Overal bergen van bloemen.] * Overal bergen van bloemen. Toen een rivier vol dicht riet. Hier ontmoette hij aan de oever Twee meisjes, beide even lief. Ze hadden hem toegeroepen Toen hij ze nog niet kon zien. Wie zijn ze? Golven bespoelen De brug waar hij met ze liep. De golven zijn woest en troebel. Daaruit barst wit schuimgestriem. Rukwinden van ruw gekoester. De weg zwenkt af, en bedriegt. Onder een haag, tussen poelen, Tegen een vijver, gekriep: Een achterblijver van broedsel Dat lang al 't oud nest verliet: Een die zich toch ferm zal roeren En ook hoog naar 't Zuiden vliegt. Zwaar, hard is de heg, vol snoeren Van klimdoorn, de vijver diep. Wie zijn ze? De dag wordt gloeiend En om de zon draait een wiel. Wie zijn ze? Hij moet ze zoeken, Gelooft niet aan zo'n verlies. Vorige Volgende