Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 938] Balladesk [p. 939] [Veel beendren; zandrig delfsel.] * Veel beendren; zandrig delfsel. Een hol, welks waatren wenen. Een bloemhof langs een rijlaan; Een woekerweelde uit venen, Wier praal de gloedstorm droogwoedt; Waar beelden van sirenen En tritons bleek terzij staan, Waar scheemring onder welfse Van enge strenge boog broedt: - Een wereld als 't graf, Doch niet in zijn zwijgen; Ginds drupt het, pegels af; Tikken, zuchten en hijgen. Diep druist een razernij aan. Met mortel storten stenen. Steil rekt zich 't hongrig ondier In ketens, naar 't voorbijgaan Des heersers, dol van hoogmoed, Wijl 't hevig door een zonkier Langs muur en trahes henen Op donzen vacht beschenen Uit muil en klauw en oog bloedt. Hij zwaait kort zijn staf, Bezweert grimmig dreigen; Ginds drupt het, pegels af; Tikken, zuchten en hijgen. Vorige Volgende