Verzamelde gedichten

[p. 859]

[Goede meester, ik staar in uw stolp van kristal:]

*

Goede meester, ik staar in uw stolp van kristal:
Zie een hal, ruim en klaar; hoog door 't raam hemels blauw.
Nu een gang, nauw en lang. Nu een trap, steil en smal.
Nu een hoofd, bleek en bang. Weer een gang, dof en flauw.

Tralies, donker beplekt. - Wat gestalte is nu daar,
Ligt op 't leger gestrekt, als een roofdier gereed?
Over 't losgeflard kleed wappert woestverward haar.
Bij 't heetzwoegend gewring zoekt haar blik; duivels wreed.

Goede meester, ik staar in uw stolp van kristal.
't Wordt een groen zonnig dal. Nog een wolk, onweerzwaar...
Bij een brugje aan een stroom zwaait een zwaluw zijn kring
Om een stil zalig paar. Vrede en rust overal.

Goede meester, ik staar. 't Was een droom die verging.