Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 855] [Nacht van geheimenis vol;] * Nacht van geheimenis vol; Heuvel en weide en gehucht Met glinstring besprenkeld; - Waar twee, door der ogen taal, Elkander woordloos verstaan; - Afgrondlijk breidt zich alom Boven hun zwijgend geluk De stilte der sterren. Stoort niemand hun innig weerzien? Soms waarschuwt een bange nachtuil. Hier dauwt een gracht, wit van lelies, Rondom 't grauw bouwvallig landhuis. 't Verwilderd bloeiperk golft wierook, Bedwelmt met weemoed en weelde; Doch treurloof hangt schromplig, zielloos: Een floers, waar 't prieel door schemert. Ver hoorbaar, in zilvren droefheid, Aarzelt een lokroep als droomtaal. Daar blinkt, uit wijnrank en moerbei, De villa, stil, vast in doodslaap. De beek, die langs 't bos diep heenzwierf, Ginds, waar 't ondoorwaadbaar gras wuift, Bruist hier... Zie hoe bloesem neerviel! Sneeuw en bloed! - Opnieuw de nachtuil. Een gehaaste hese gil. En de bedding geurt naar gif. En de weg verdrinkt in mist. [p. 856] Van 't gesternte één vuur'ge stip. Na der heesters duistre gril Beeldt een steen fors leeuwgegrim. 't Hek ontwricht, met zwaar gewrik, Draait het pad in steile klim. Dit onvatbaar ogenblik Dreigt hun toekomst. - Als een schim Rijst een eik, ontastbaar vaag, Rillend op een plotse vlaag. Bladgeritsel, dropgetik. Heel de lange rechte baan Sombert hoog een doornenhaag. - Weer die kreet van woede of schrik! Water, met roerloos geglim, Vlijt langs de dalweg zich aan. Helder ontluikt nu de kim Naar de verschijning der maan. Zij gaan, tussen bloei van weiden, Door nevels en zomergeuren, Om traag en moeizaam te scheiden In vrezen voor boos gebeuren. Vorige Volgende