Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 814] [Onkruid woekert wellustig om steile randen.] * Onkruid woekert wellustig om steile randen. Zij kwam daar langs, droeg op 't hoofd haar manden. Hij wist welke wegen zij zorgeloos ging. Daar hing de hitte als een siddering. Gitaanse liederen, huilend geneurd, Vastgenaaide lompen, verkleurd en verscheurd, Een oog dat niet zoekt, maar alles bespeurt - Zo kwam ze, de korven op 't hoofd gebeurd. Nu had hij vergeefs langs dat pad gezworven En toen ze verscheen droeg ze geen korven, Droeg ze geen pan, droeg ze geen kruik Maar een krul aan de haren, hard en sluik. Haar stap was licht, maar ze zong geen lied. Ze wenkte, maar hij geloofde haar niet, Geloofde haar niet, maar sprak haar aan; - Door één adem kan 't vuur naar buiten slaan. Ze liepen tussen de troostloze landen, Zagen 't stof omhoog tot in duisternis branden. 't Is de zon die de bergen van groei berooft. 't Is de hartstocht zelf, die de liefde dooft. Hij moest hier spoedig weer ver vandaan. Zij was een gitaanse, hij geen gitaan. Zij wist het. Zij had hem ook nooit geloofd, Liep weldra weer zingend, haar korf op 't hoofd. Vorige Volgende