Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 760] [Haar klein, aanminnig lievlingsdier: -] * Haar klein, aanminnig lievlingsdier: - 't Fluweel der streep'ge tijgersier, De droom'ge trots, en de onbestendige Pupil, in barnsteengeel; - Zijzelf: - jong kind, nu stil, bij kinds gespeel, Dan plots vol teedre driften, pril en fier - - Getweeën, één in eedle zwier! Bloedanjers wringt ze, en schomling van cameeën, Om 't zwaar gekroesd zwart haar; Zingt sombre woorden, vreemd aan haar twaalf jaar. Een schromplige oude tokkelt zijn gitaar. Haat, afgunst gromt en dreunt in 't staag misbaar: Twist; razernij van schendige Vernielzucht. Vaag en ver gevaar... Hoor! Liefde's wellust. Koorts of zonnepijnen. - Traag druilt heur stem; volgt, immer dolend, lijnen Gelijk de omranding dier ellendige Rotsmassa's, welke ontroostbaar schrijnen Of eindloos achter stofdamp asgrauw kwijnen. Ginds waast een wervelwind; een gier zoekt buit. Nu sluit zij de ogen; hijgt haar liedren uit; De tok'laar luistert, slingert klanken, sterkt en stuit Hun wedren; trilt en beukt, met straf gestaar: Stuwt weelde en rouw, stuwt vreugde en toorn te gaar, Gebiedend, heersend, in verkrampt gebaar:... 't Is 't git van 't haar... 't zijn bloemen als robijnen... Limoensap, rijk, doordringend... gloed van wijnen... [p. 761] 't Zijn stegen... 't zijn de holen der vergetenen... 't Zijn trappen, worstlend naar 't inwendige Dier kale ketenen... 't zijn schimmige ravijnen... Vorige Volgende