Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 747] ['t Jongetje rustte op een weelderig bed.] * 't Jongetje rustte op een weelderig bed. Koelte overhuiverde in vluchtige spelen Zijn rijk geurig haar; woei uit lustpriëlen Woei uit rozenhoven bedwelming aan. Traag - een slavin die een schat kwam roven - Sloop weer de vrouw met haar tijgertred, Heeft hem zijn dekens terzijgeschoven, Heeft hem 't licht nachthempje uitgedaan. Bloot voor haar zoenen, bloot voor haar strelen, Lag hij zo lief onder blanke maan. Tegen haar felle greep liet zich niets verhelen; Loom van sluimer en droom nog, vol schaamte en schroom, Gaf hij hulpeloos prijs, waar haar drift op doelde, Voelde in heet verdoven, hoe driest zij woelde, Voelde ook 't gestrook van haar lokkenstroom. Vorige Volgende