Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 738] [‘Verhaal ons nogmaals, o siersteen,] * ‘Verhaal ons nogmaals, o siersteen, 't Geheim van dat steile zandpad Waar 't maanlicht op de rivier scheen.’ ‘Ik blonk aan zijn dolk aan 't handvat. Zijn vriend versloeg hij in twist, Sloot een kist met ijzren har, Droeg mij weg naar eigen kar, Joeg door stof en joeg door mist - Niemand vroeg, want niemand wist.’ ‘Robijn, die zo rijke gloed schiet, Karbonkel in walmzwart gitsnoer - Verhaal ons, waarhéén zijn rit voer: Zing door de nacht uw rood bloedlied.’ ‘Steeds trager, naar 't paard zich moe liep En 't wiel tegen struikhout zoefde. Hij toefde in oud spoor, dat roe-diep Door stuifsel der heuvels groefde. Rondspiedend of hij alleen was, Wiste hij 't mes droog, en schroefde Mij los, en klom op een spermuur Waar, blank van lelies, een veenplas Bloeide onder hoogbevend stervuur. Zo 't afscheid mijn ziel verdroefde, Rouw, deernis en schrik was hém. Toen ik de slijkbodem proefde, Hoorde ik zijn stem, die mij toeriep: [p. 739] “Rust in stilte, ontrukt aan 't handvat, Steen des onheils! Derf uw doel hier, Furie, die gewetens brandschat! Smoor de doodsvlam, dek van poelwier!”’ Vorige Volgende