Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 635] X * Ik ben de kleine zigeunerprinses. Mijn vader heeft een gevaarlijk mes. Mijn moeder had oorbellen, prachtig rood. Nu draag ik ze zelf. Moeder is dood. Haar kralen heb ik ook om de hals. Ze schold mijn vader voor vuil en vals. Mijn mooiste speelgoed heeft zij gebroken En toen heeft vader haar doodgestoken. Vader is wijs, en moeder was dom. Ze komt soms weer, en ik weet waarom. 't Is om haar kralen en om haar bellen. Maar als ik iets vraag wil ze niets vertellen. Haar oorbellen en haar kralensnoer Berg ik goed op: onder de vloer. Een kleed er over; een zware kast - Voor vader is dat een lichte last. Hij weet wel dat ze terug kan komen. Anderen zeggen: het zijn maar dromen, Het zijn maar schaduwen tegen 't behang. - De mensen zijn dom. De mensen zijn bang. Vorige Volgende