Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 630] VI * Ik ben daar wel thuisgekomen Want met haar poes had ik vriendschap. Hij keek uit zijn vurige ogen. Zij sloeg met haar lange rietstaf. Toen zag ik al haar getover: Toen zij bij dat zwarte dier zat Op goud en op zilverhopen. Die kreeg ze door moord en diefstal. Er was niets anders dan tikken. Toen riep in de gang de koekoek. En toen werd het nog veel stiller, Tot ik weer naar moeder toe moest. Als ik maar iets dacht - zij wist het. Ik zag dat ze 't aan de poes vroeg. Toen ging ze weg naar een winkel En daar behekste ze 't snoepgoed. Vorige Volgende