Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 629] V * De vrouw zei: 't kind was gestolen Door de zigeuners, die rovers Die in grote wagens woonden, Maar niemand wou dat geloven. Ze braken haar kasten open, Ze stapelden rommelhopen Door 't huis, van onder tot boven. Ze zochten in haar alkoven, Haar moestuin, haar appelhoven; Ze zijn 's avonds weergekomen, Ze zochten tot in de sloten En onder de dichte dorens. Daar was een laag stenen poortje Met gras en takken er over. De deur werd er uitgebroken. Ze keken in diepe holen. Ze hebben licht aangestoken En toen zijn ze neergekropen, Goed-vast aan stevige koorden. 't Gehuil, dat ze telkens hoorden, Kwam van spoken die ze stoorden. Ze vonden kisten en dozen En boeken vol toverwoorden En ook nog een kleine dode. Vorige Volgende