Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 628] IV * Het kleine meisje had groot verdriet: Ze zocht haar moeder en vond haar niet. De wereld wit en de hemel grauw; Toen zag ze rook uit een verre schouw. Ze kwam aan een huis waar doden zaten Rondom een tafel, alsof ze aten. Onder de schoorsteen klonk luid gesis. Daar hing een pot vol kokende vis. Ze nam de vis en verborg de graten. De wind huilde door de venstergaten. Vorige Volgende