Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 590] De ruiter * Hij voer te paard in een ongastvrij hoogland, En de avond viel over asgrauwe rotsen. De loden kogel van het noodweer dreunde Van berg tot berg. Toen, bij een schelle bliksem, Sloeg 't paard aan 't steigren langs een ruw gevaarte, Onder een pijnboom door. Met strakke teugel Trok hem de ruiter naar de weg terug. Wat had zijn oog aanschouwd? Verflarde wolken. Daarbinnen de scherptoegespitste toppen Van andre ketens, verder nog en hoger. En 't had geschenen als een stenen weerlicht. Zag hij 't gelaat van God? Neen: van zijn liefste. Hij riep: ‘Te sterven in dat koud gebergte!’ Naar Antonio Machado Vorige Volgende