Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 588] De verbijsterde * ‘- Terug! Onder somberder luchten Gaan reeds dees altaren roden! Dra zullen de torens geruchten Om weer 't volk dezer gehuchten Tot hoeve en haardstee te noden!’ ‘- Al wilt gij 't ook niet gedogen, Toch moet ik zijn graf aanschouwen; Of heeft ons de priester bedrogen Dat nimmer God in den Hogen Zijn tempel sluit voor zijn getrouwen?’ ‘- Ach, keer gerust op uw schreden, Of anders... ga stil naar binnen, Maar... wat zal een dode winnen Bij 't prevelen der gebeden Van wie toch ijlt buiten zinnen? Meent ge zijn strafsmarten te doven Door de kerk vol kransen te sleuren? Zorg wèl dat in gindse hoven Waar gij de bloemen komt roven De honden u niet verscheuren!’ - Flets kind, voor gewijde muren Die grauw door de nachtval kleuren! Of zijzelf reeds ten prooi aan vuren Des doods, bij dees dreigende uren Hier 't eertijds heil kwam betreuren! [p. 589] Vlucht, want in dees mistgordijnen Meent men een schim te bespeuren; Heel de streek vreest uw verschijnen, En sluit voor ‘de geest in pijnen’ Aanstonds met schrik de deuren. Dwaas, wie alle geluk wil missen Voor wat nooit weer is te vinden; Slavin harer heugenissen Die toch de tijd moet verwissen: As, dat verstuift op de winden! Ja, blinder nog dan de blinden! Wel mag men eenzamen honen Die zo hun gestorvnen vergoden, Onwetend, hoe wij onze doden Dra met vergeten belonen. Naar Campoamor Vorige Volgende