Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 567] De Worm Veroveraar * Zie! 't Is een droomfeestnacht Na zoveel jaren vol verdriet! Een englendrom, in sluierdracht Gedaald van 't hoogst gebied, Zit neder, waar ze een schouwtoneel Van hoop en vreze ziet; Met grillig, vaag en woest gespeel Blaast immer 't sferenlied. Narren, als boden van God vermomd, Preevlen met laf gepraat - Een oploop die gaat en komt - Slechts poppen, alleen tot een daad in staat Bij bevelen van die schimmen-mimieken Die de troepen verdelen in regelmaat, Waartussen 't geflapper der condorwieken De jammer verraadt. Nooit, voorwaar, wordt uit het gekweld gemoed Dit bont gebeuren gewist, Met zijn Spook, nagesneld van een schaar, die verwoed Weer deinst, als de toeleg mist - In een krijg, die eentonig zijn ronde trekt, Immer onbeslist - En wat waanzin, wellust en zonde wekt, Waar de walging door kookt en gist. Doch zie! Alsof die schaduwkrocht In 't schouwspel wezens broedt! Zo kruipt en wringt zich een rood gedrocht [p. 568] Voort naar de narrenstoet! Het kronkelt! Het knelt om hun stervenskramp! Het zwelt, met hun moord gevoed! Serafijnen snikken in helse damp, Roofdierklauwen druipen van bloed. Uit is 't licht!... Met geklaag en gekerm, Langs elke vaag-stuipende vorm, Als een rouwfloers omlaag, komt het scherm Geploft, op de vlaag van een storm. De englen rijzen, ontsluierd, beschaamd, Bleek-ontsteld van de mare, die meldt Dat het zinnespel ‘Mens’ is genaamd, Met ‘Veroveraar Worm’ als de Held. Naar Poe Vorige Volgende